ECLI:NL:RBZWB:2017:5941

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
BRE - 16 _ 3350
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg op prejudiciële beslissing inzake proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een verzoek gedaan door de belanghebbende om de inspecteur van de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De zaak volgde op een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:1324), waarbij de inspecteur geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen was aan de belanghebbende. Na deze beslissing trok de belanghebbende zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsfase en de prejudiciële procedure.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur inderdaad in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten die de belanghebbende heeft gemaakt in verband met de beroepsprocedure zijn vastgesteld op € 990, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft de rechtbank ook de kosten van de prejudiciële procedure bij de Hoge Raad in aanmerking genomen, die eveneens zijn vastgesteld op € 990. Dit resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 1.980 voor de belanghebbende.

De uitspraak is gedaan op 19 september 2017 door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De uitspraak is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier. De belanghebbende heeft recht op vergoeding van proceskosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en de rechtbank heeft de gemaakte afspraken tussen partijen in overweging genomen bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/3350
uitspraak van 19 september 2017
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] (Frankrijk),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
BetreftHet verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

1.Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.980.

2.Gronden

2.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een conserverende aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. In de beroepsfase is de inspecteur aan belanghebbende tegemoetgekomen. Belanghebbende heeft vervolgens het beroep ingetrokken en daarbij verzocht de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.
2.2.
Partijen hebben ter zitting van 20 december 2016 verklaard dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Voorts hebben zij bevestigd dat in de bezwaarfase niet om dergelijke vergoeding is verzocht. Partijen hebben verklaard ermee in te stemmen dat de proceskostenvergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) wordt toegekend voor enkel de beroepsprocedure, waarbij aan het gewicht van de zaak een waarde 1 zal worden toegekend.
2.3.
De rechtbank heeft dienovereenkomstig geoordeeld en de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495).
2.4.
Naar de rechtbank begrijpt, hebben partijen bij het maken van de in 2.2 vermelde afspraak enkel de bezwaar- en beroepsfase voor ogen gehad en niet mede de prejudiciële procedure bij de Hoge Raad. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat een dergelijke procedure pas later als één van de mogelijke uitkomsten aan de orde is gesteld. De inspecteur wordt daarom ook veroordeeld in de kosten van de prejudiciële procedure bij de Hoge Raad. Blijkens de beslissing van 14 juli 2017 waarin de Hoge Raad de door de rechtbank gestelde prejudiciële vragen met betrekking tot deze zaak heeft beantwoord, heeft belanghebbende na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gereageerd op de schriftelijke opmerkingen van de Staatssecretaris en op de schriftelijke opmerkingen van anderen dan partijen, te weten de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en het Register Belastingadviseurs. De rechtbank heeft de kosten die belanghebbende in verband met de prejudiciële procedure bij de Hoge Raad redelijkerwijs heeft moeten maken op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 990 (2 punten voor het indienen van schriftelijke opmerkingen met een waarde per punt van € 495).
Deze uitspraak is gedaan op 19 september 2017 door mr. W.A.P. van Roij, voorzitter, mr. M.R.T. Pauwels en prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A. Riemens, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 8:55, derde lid, van de Awb).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.