ECLI:NL:RBZWB:2017:5941
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolg op prejudiciële beslissing inzake proceskostenvergoeding in belastingzaak
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een verzoek gedaan door de belanghebbende om de inspecteur van de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De zaak volgde op een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:1324), waarbij de inspecteur geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen was aan de belanghebbende. Na deze beslissing trok de belanghebbende zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsfase en de prejudiciële procedure.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur inderdaad in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten die de belanghebbende heeft gemaakt in verband met de beroepsprocedure zijn vastgesteld op € 990, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft de rechtbank ook de kosten van de prejudiciële procedure bij de Hoge Raad in aanmerking genomen, die eveneens zijn vastgesteld op € 990. Dit resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 1.980 voor de belanghebbende.
De uitspraak is gedaan op 19 september 2017 door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De uitspraak is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier. De belanghebbende heeft recht op vergoeding van proceskosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en de rechtbank heeft de gemaakte afspraken tussen partijen in overweging genomen bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding.