Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de belanghebbende bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen, maar dit bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard door de inspecteur wegens het ontbreken van gronden. De belanghebbende heeft in beroep aangevoerd dat hij de e-mails van de inspecteur niet heeft ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat de belanghebbende op het opgegeven e-mailadres voldoende bereikbaar was. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur op basis van de eerdere communicatie met de gemachtigde van de belanghebbende mocht aannemen dat het e-mailadres correct was. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende op de juiste wijze is geïnformeerd over de noodzaak om de gronden van het bezwaar in te dienen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de inspecteur. Tevens wordt het verzoek om een dwangsom afgewezen, omdat de inspecteur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.