Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
“Overeenkomst fase A zonder uitzendbeding en met uitsluiting loondoorbetalingsverplichting (buitenlandse uitzendkracht)”(hierna: de uitzendovereenkomst). Daarin staat onder meer:
De arbeidsduur bedraagt minimaal 300 uren per jaar. (…)
De werknemer treedt met ingang (…) 2014 als uitzendkracht in dienst voor bepaalde tijd voor de duur van 1 jaar en de uitzendovereenkomst zal derhalve eindigen met ingang van [Rechtbank: de hiervoor bedoelde datum plus 1 jaar].
Deze uitzendovereenkomst wordt pas geacht te zijn aangegaan en aangevangen op het tijdstip waarop de Uitzendkracht daadwerkelijk met de werkzaamheden aanvangt.
De uitzendovereenkomst eindigt van rechtswege (…) aan het einde van de bepaalde tijd zoals vermeld in lid 1 van dit artikel. De arbeidsovereenkomst eindigt eveneens van rechtswege op het moment dat Uitzendkracht na het seizoen terugkeert naar het woonland en niet terugkomt naar Nederland.
Bevestiging van Uitzending”. Daarin staat onder meer:
Werkgever zal Uitzendkracht per (…) ter beschikking stellen aan de Opdrachtgever [A BV] om onder leiding en toezicht van de Opdrachtgever arbeid te verrichten gedurende het aspergeseizoen in de functie van seizoenarbeider gedurende maximaal 6 maanden.
Partijen beëindigen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden met ingang van (…) 2014, zulks op expliciet initiatief van Uitzendkracht.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
werknemers die blijkens een schriftelijke overeenkomst ten minste voor een jaar of voor onbepaalde tijd in dienstbetrekking zullen staan tot de werkgever, tenzij:
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: