Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
per 10-03-2014’ (hierna: de eindrapportage) opgemaakt waarin debiteuren staan vermeld met de daarbij behorende niet betaalde bedragen waaronder de omzetbelasting. De eindrapportage van [incassobureau] is eveneens op 10 maart 2014 aan de curator verstrekt. In de eindrapportage staan onder meer drie kolommen met bedragen met als omschrijving ‘uitgangspositie (totaal openstaande debiteuren)’ met een totaalbedrag van € 1.719.832, ‘afgeboekt bedrag’ met een totaalbedrag van € 1.517.235 en ‘som van de BTW op afgeboekte facturen’ met een totaalbedrag van € 218.287.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
Ten aanzien van het gedeelte dat niet geïncasseerd kon worden (circa 1,4 miljoen euro) onderzoekt de curator of de BTW op deze facturen teruggevorderd kan worden.”Belanghebbende heeft weliswaar aangevoerd dat het staken van de incasso-activiteiten door de Rabobank niet wegneemt dat de curator nog dergelijke activiteiten had kunnen of moeten verrichten. Maar ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard dat het haar niet bekend is of de curator in de periode gelegen tussen het faillissementsverslag en de eindrapportage pogingen heeft gedaan om te kunnen innen. In dat opzicht is er ook geen contra-indicatie in de feitelijke gedragingen van belanghebbende c.q. de curator dat met betrekking tot een of meer debiteuren er wél van werd uitgegaan dat mogelijk nog voldoening door de schuldenaar zou kunnen plaatsvinden. Verder is gesteld noch gebleken dat [incassobureau] enig moment na 5 december 2013 feitelijk wel nog actie heeft ondernomen om nog openstaande vorderingen – waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft – te kunnen innen.
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: