ECLI:NL:HR:2009:BK0274
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over teruggaaf van omzetbelasting en tijdigheid van verzoek
In deze zaak gaat het om een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting door X B.V. over het tijdvak van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1991. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, waarna belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. Het Gerechtshof te Arnhem heeft het beroep ongegrond verklaard. De Hoge Raad heeft eerder een uitspraak van het Gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling. Het Hof heeft vervolgens het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar de beschikking van de Inspecteur gewijzigd, waardoor het verzoek om teruggaaf niet-ontvankelijk werd verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend en voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat het recht op teruggaaf van omzetbelasting pas ontstaat op het moment dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de voldoening door de schuldenaar achterwege zal blijven. De Hoge Raad oordeelt dat het verzoek om teruggaaf niet te laat is ingediend, omdat het faillissement van D B.V. pas in 2002 eindigde. Het middel van de Staatssecretaris dat zich richtte tegen het oordeel van het Hof over de aannemelijkheid van compensatie of verrekening van vorderingen, werd door de Hoge Raad verworpen. De Hoge Raad verklaart het principale beroep van belanghebbende gegrond en het incidentele beroep van de Staatssecretaris ongegrond. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, en de Hoge Raad verleent aan belanghebbende een teruggaaf van ƒ 62.446 (€ 28.336,76). Tevens worden de kosten van het geding in cassatie en voor het Hof aan belanghebbende vergoed.