4.1.De rechtbank ziet aanleiding om er veronderstellenderwijs van uit te gaan dat de plaats van de verlening van de in 3.1 vermelde diensten in Nederland is gelegen. Belanghebbende heeft zich voor dat geval op het standpunt gesteld dat zij op grond van ofwel punt 5 dan wel punt 11 van het reisbureaubesluit ter zake van de onderhavige diensten geen Nederlandse omzetbelasting verschuldigd is.
Het reisbureaubesluit luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“1. Aangezien onverkorte toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van exploitanten van reisbureaus, reisverenigingen en dergelijke ondernemers in een aantal gevallen tot minder gewenste gevolgen leidde, heb ik (…) met betrekking tot de heffing van omzetbelasting ten aanzien van bedoelde ondernemers een aantal voorlopige richtlijnen gegeven,(…)
Meerdaagse reizen naar het buitenland
5.Goedgekeurd wordt, dat de prestaties van exploitanten van reisbureaus, reisverenigingen en dergelijke ondernemers, die volledig verzorgde meerdaagse reizen naar het buitenland (zgn. uitgaande all-inclusive reizen) organiseren, voor de toepassing van art. 6 van de Wet alsmede post b-9 van tabel I en post b-3 van tabel II eveneens in hun geheel als het vervoer van personen worden behandeld. (…) Het gedeelte van de vergoeding dat betrekking heeft op de reis in het buitenland en het verblijf aldaar blijft in alle gevallen geheel buiten de heffing van omzetbelasting (…).
Bemiddeling bij het verstrekken van logies, enz.
10. Exploitanten van reisbureaus, reisverenigingen en dergelijke ondernemers die hun bemiddeling verlenen bij het door anderen (bijv. hotel- en pensionbedrijven) verstrekken van logies, (…), aan individuele toeristen of groepen van toeristen, zijn in beginsel slechts omzetbelasting verschuldigd over de door hen ter zake van die bemiddeling ontvangen provisie. Van bemiddeling zal in dezen echter slechts sprake kunnen zijn, indien de reisbureau-exploitant zijn tussenkomst verleent bij het tot stand komen van een overeenkomst tot het verstrekken van logies enz. tussen degene die het logies in feite verstrekt en de desbetreffende toerist of een derde (bijv. een buitenlands reisbureau). (…)
11. In veel gevallen zal met betrekking tot 'bemiddeling' bij het verstrekken van logies enz., geen sprake zijn van tussenkomst als is bedoeld onder punt 10 hiervoor. Veelal kan van een dergelijke tussenkomst reeds niet worden gesproken omdat geen overeenkomst tot stand komt tussen degene die het logies enz. in feite verstrekt en de desbetreffende toerist of derde. Voorts wordt nog de aandacht gevestigd op artikel 3, vijfde lid, van de Wet, ingevolge welke bepaling goederen die worden geleverd en diensten die worden verleend door tussenkomst van een ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, geacht worden aan en vervolgens door die ondernemer te zijn geleverd onderscheidenlijk verleend. Een en ander houdt in, dat de 'bemiddelende' reisbureau-exploitant in deze gevallen in beginsel omzetbelasting is verschuldigd over het gehele door hem in rekening te brengen bedrag, derhalve mede over het daarin ter zake van het verstrekken van logies enz. begrepen gedeelte. Daartegenover kan uiteraard de ter zake aan de 'bemiddelaar' eventueel in rekening gebrachte omzetbelasting op de voet van artikel 15 van de Wet in aftrek worden gebracht. Gelet op het vermelde onder nr. 5 met betrekking tot meerdaagse reizen naar het buitenland wordt echter goedgekeurd, dat in de onderhavige gevallen door de 'bemiddelende' reisbureau-exploitant over de door hem in rekening te brengen bedragen geen omzetbelasting wordt voldaan indien het verstrekken van logies enz. in het buitenland plaatsvindt. (…)”