In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een opgelegde vergrijpboete van 75% van de nageheven omzetbelasting (OB). De rechtbank oordeelt dat de boete is opgelegd op basis van opzet van de belanghebbende, die niet de volledige OB heeft voldaan over het tijdvak van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011. De inspecteur had een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 174.152, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een fiscale eenheid met de BV die de golfbaan exploiteert. De rechtbank heeft de vergrijpboete als niet passend en geboden beoordeeld en deze verminderd tot € 87.500, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het beroep van de belanghebbende is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar tegen de boete vernietigd.