Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2017 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2006 en 2007. De inspecteur van de Belastingdienst had aan de belanghebbende naheffingsaanslagen opgelegd, waartegen bezwaar was gemaakt. De uitspraken op bezwaar werden op 8 april 2015 gedaan, maar de belanghebbende heeft pas op 13 juli 2015 beroep ingesteld, wat leidde tot de vraag of dit beroep ontvankelijk was.
De rechtbank oordeelde dat de uitspraken op bezwaar op de juiste wijze waren bekendgemaakt, aangezien deze naar het juiste postadres waren verzonden na retourontvangst. De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift was overschreden, omdat de belanghebbende niet binnen de voorgeschreven termijn van zes weken beroep had ingesteld. De rechtbank verwierp het argument van de belanghebbende dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de belastingdienst de uitspraken naar een verkeerd adres had gestuurd. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende voldoende mogelijkheden had om de uitspraken op bezwaar te ontvangen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk en wees zij de proceskosten af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.