Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2017 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van beroepen van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2006, 2007 en 2009. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder de naheffingsaanslagen opgelegd en deze gehandhaafd bij uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank stelt vast dat de uitspraken op bezwaar op 6 mei 2015 zijn bekendgemaakt, maar dat belanghebbende pas op 13 juli 2015 beroep heeft ingesteld, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken valt. Belanghebbende voerde aan dat de belastingdienst de uitspraken naar een verkeerd adres had gestuurd, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen reden is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank wijst erop dat de indiener van de bezwaarschriften meerdere contactmogelijkheden had opgegeven, en dat de belastingdienst niet verplicht is om een consistente adressering te hanteren. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.