ECLI:NL:RBZWB:2017:2931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4730
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens termijnoverschrijding in belastingzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2017 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van beroepen van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2006, 2007 en 2009. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder de naheffingsaanslagen opgelegd en deze gehandhaafd bij uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank stelt vast dat de uitspraken op bezwaar op 6 mei 2015 zijn bekendgemaakt, maar dat belanghebbende pas op 13 juli 2015 beroep heeft ingesteld, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken valt. Belanghebbende voerde aan dat de belastingdienst de uitspraken naar een verkeerd adres had gestuurd, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen reden is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank wijst erop dat de indiener van de bezwaarschriften meerdere contactmogelijkheden had opgegeven, en dat de belastingdienst niet verplicht is om een consistente adressering te hanteren. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/4730 en 15/4731 en 17/199
uitspraak van 12 mei 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de tijdvakken 2006, 2007 en 2009 naheffingsaanslagen omzetbelasting, met [aanslagnummer] .F.01.6506, -F01.7506 en –F01.9501, opgelegd.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 8 april 2015 (tijdvakken 2006 en 2007) en 10 april 2015 (tijdvak 2009) de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij fax van 13 juli 2015, ontvangen bij de rechtbank op 13 juli 2015, tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift aan de wederpartij verstrekt.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde 1] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te Maastricht, bijgestaan door [gemachtigde 2] en
[gemachtigde 3] en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] , [inspecteur 5] en [inspecteur 6] . De zaken met de nummers 15/6919, 15/2391 t/m 15/2397, 15/7694, 15/7695, 15/4730 t/m 15/4733, 15/6994 t/m 15/6996, 15/2410 t/m 15/2412 zijn gelijktijdig behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 16 februari 2011 met betrekking tot de tijdvakken 2006 en 2007 naheffingsaanslagen omzetbelasting ( hierna: OB) opgelegd. Op
29 juni 2012 is een naheffingsaanslag OB voor het tijdvak 2009 opgelegd. Gelijktijdig met deze naheffingsaanslagen is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
2.2.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar van
8 april 2015 met betrekking tot de tijdvakken 2006 en 2007 en bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 10 april 2015 met betrekking tot het tijdvak 2009 heeft de inspecteur de bezwaren van belanghebbende afgewezen.
2.3.
Voormelde uitspraken op bezwaar zijn in eerste instantie verstuurd naar het op de bezwaarschriften vermelde postbusadres van [gemachtigde] , die de bezwaarschriften namens belanghebbende heeft ingediend en in de bezwaarfase zijn gemachtigde was. Na retourontvangst van deze uitspraken op bezwaar heeft de belastingdienst deze bij brief van
6 mei 2015 doorgestuurd naar het nieuwe postbusadres van [gemachtigde] . [gemachtigde 1] is middels telefonisch contact met de belastingdienst op 10 juli 2015 op de hoogte geraakt van het bestaan van de uitspraken op bezwaar.
2.4.
Belanghebbende heeft bij fax van 13 juli 2015 ingediend door [gemachtigde 1] beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de beroepen niet-ontvankelijk zijn in verband met de termijnoverschrijding.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar alsmede de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Uit de e-mail van 6 november 2015 van [gemachtigde 2] gericht aan [gemachtigde 1] , leidt de rechtbank af dat [gemachtigde 2] de uitspraken op bezwaar heeft ontvangen nadat deze per brief van 6 mei 2015 door de belastingdienst zijn doorgestuurd naar zijn nieuwe postadres. Dit betekent dat de uitspraken op bezwaar niet later dan op 6 mei 2015 op de voorgeschreven wijze zijn bekend gemaakt. Nu vervolgens niet binnen 6 weken beroep is ingesteld, is de termijn voor het indienen van het beroepschrift overschreden.
4.2.
Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb). Belanghebbende beroept zich op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding en voert daartoe aan dat de belastingdienst de uitspraken op bezwaar naar een verkeerd adres heeft gezonden en dat de belastingdienst niet eenduidig is in de adressering van poststukken die belanghebbende betreffen. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd is geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank wijst er nog op dat op het briefpapier van de indiener van de bezwaarschriften meerdere contactmogelijkheden zijn voorgedrukt, waaronder een adres en een postbusnummer. Indien zoals hier geen sprake is van een (één) opgegeven correspondentieadres is de belastingdienst niet gehouden een consistente adresseringskeuze te maken voor de toezending van de uitspraken op bezwaar.
4.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moeten de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 12 mei 2017 door mr. C.A.F.M. Stassen, voorzitter,
mr. W.A.P. van Roij en mr.drs. M.H. van Schaik, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. Hermus, griffier.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.