Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Beoordeling van de beroepen
3.Proceskosten
4.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2017 uitspraak gedaan over de beroepen van een belanghebbende tegen verschillende belastingaanslagen en herzieningsbeschikkingen voor de jaren 2008 tot en met 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur navorderingsaanslagen en voorlopige aanslagen heeft opgelegd, welke na bezwaar zijn gehandhaafd. Belanghebbende heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Dit is het gevolg van het uitblijven van een uitspraak op de bezwaren tegen de herzieningsbeschikkingen, waartegen geen beroep openstaat. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de termijnoverschrijding voor enkele beroepen niet verschoonbaar is, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd.
De rechtbank heeft de zitting op 15 april 2016 gehouden, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was, maar belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen, ondanks de late aankomst van de gemachtigde van belanghebbende. De rechtbank heeft de beroepen met de nummers BRE 15/854 en BRE 15/855 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen beroep openstond tegen het uitblijven van een uitspraak op de herzieningsbeschikkingen. Voor de beroepen met de nummers BRE 15/851, 15/853, 15/857 en 17/1228 is de niet-ontvankelijkheid het gevolg van niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft geen proceskosten toegewezen en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.