ECLI:NL:RBZWB:2017:2389

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 854
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen tegen belastingaanslagen en herzieningsbeschikkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2017 uitspraak gedaan over de beroepen van een belanghebbende tegen verschillende belastingaanslagen en herzieningsbeschikkingen voor de jaren 2008 tot en met 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur navorderingsaanslagen en voorlopige aanslagen heeft opgelegd, welke na bezwaar zijn gehandhaafd. Belanghebbende heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Dit is het gevolg van het uitblijven van een uitspraak op de bezwaren tegen de herzieningsbeschikkingen, waartegen geen beroep openstaat. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de termijnoverschrijding voor enkele beroepen niet verschoonbaar is, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd.

De rechtbank heeft de zitting op 15 april 2016 gehouden, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was, maar belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen, ondanks de late aankomst van de gemachtigde van belanghebbende. De rechtbank heeft de beroepen met de nummers BRE 15/854 en BRE 15/855 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen beroep openstond tegen het uitblijven van een uitspraak op de herzieningsbeschikkingen. Voor de beroepen met de nummers BRE 15/851, 15/853, 15/857 en 17/1228 is de niet-ontvankelijkheid het gevolg van niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft geen proceskosten toegewezen en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/851, 15/853, 15/854, 15/855, 15/857 en 17/1228
uitspraak van 28 februari 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] (Spanje),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2011 de onderstaande navorderingsaanslagen, voorlopige aanslagen en definitieve aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslagen) opgelegd, waarbij de rechtbank na de zitting ter completering van de registratie van de beroepen nog het aanvullende zaaknummer 17/1228 heeft toegekend.
zaak-
nummer
BRE
aanslag-
nummer
[aanslagnummer]
soort aanslag
jaar
dagtekening
aanslag
dagtekening
herzienings-
beschikking
ontvangstdatum
bezwaar
15/851
W87
nav. aanslag
2008
25-6-2013
nvt
5-7-2013
15/853
W97
nav. aanslag
2009
25-6-2013
nvt
5-7-2013
15/854
H00
voorl. aanslag
2010
25-6-2013
9-9-2013
21-10-2013
15/855
W00
voorl. aanslag
2010
25-6-2013
9-9-2013
21-10-2013
17/1228
W06
def. aanslag
2010
16-10-2013
nvt
24-11-2014
15/857
W.10.01.4
voorl. aanslag
2011
25-6-2013
2-8-2013
29-8-2013
1.2.
De aanslagen zijn na bezwaar gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft bij brief van 28 januari 2015 ontvangen bij de rechtbank op 13 februari 2015, beroep ingesteld. Ter zake van de beroepen met zaaknummers BRE 15/849 tot en met 15/861 en 17/1228 heeft de griffier van belanghebbende griffierecht geheven van eenmaal € 45.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2016 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] . Tijdens het onderzoek ter zitting was van de zijde van belanghebbende niemand aanwezig. De rechtbank heeft van de bode vernomen dat na sluiting van het onderzoek ter zitting – en na het verstrijken van de geplande eindtijd van de zitting – de gemachtigde zich bij de bodebalie heeft gemeld waarbij is geconstateerd dat hij zich een aantal uren in de aanvangstijd van de zitting heeft vergist. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende op de juiste wijze is uitgenodigd en heeft geen reden gezien het onderzoek te heropenen. De zaken met de nummers BRE 15/849 tot en met 15/861 en de zaak waaraan na afloop van de zitting het nummer BRE 17/1228 is toegekend, zijn gelijktijdig op zitting behandeld.
1.5.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met het afschrift van deze uitspraak is verzonden. De stukken die de gemachtigde en de inspecteur een paar uur voor respectievelijk tijdens de zitting hebben overgelegd, zijn door de rechtbank in het kader van de goede procesorde niet tot de processtukken gerekend en zijn derhalve naar partijen geretourneerd.

2.Beoordeling van de beroepen

2.1.
Anders dan in het beroepschrift tot uitdrukking is gebracht, heeft de inspecteur geen uitspraak gedaan op de bezwaren die zijn ingediend tegen de beschikkingen waarin de herzieningsverzoeken betreffende de voorlopige aanslagen 2010 zijn afgewezen (hierna: de herzieningsbeschikkingen). De uitspraken op bezwaar waarop in het beroepschrift wordt gedoeld, betreffen de uitspraken op bezwaar betreffende de aanslagen voor dat jaar. De rechtbank vat het beroepschrift in die zin op dat dit geschrift (mede) betrekking heeft op zowel de herzieningsbeschikkingen als de aanslagen 2010.
2.2.
Blijkens de brief van 24 november 2014 heeft belanghebbende de bezwaren tegen de herzieningsbeschikkingen ingetrokken waarna de bezwaren, overeenkomstig het in die brief gedane verzoek, zijn aangemerkt als bezwaren tegen de aanslagen 2010. De rechtsgeldige intrekking van een bezwaar heeft tot gevolg dat de bezwaarfase eindigt. Belanghebbende heeft de intrekking van de bezwaren niet betwist. In een zodanig geval kan een uitspraak op bezwaar achterwege blijven (vergelijk Hoge Raad 23 september 2011, nr. 11/00372, ECLI:NL:HR:2011:BT2297). Tegen het uitblijven van een uitspraak op de bezwaren tegen de herzieningsbeschikkingen 2010 staat, gelet op het voorgaande, geen beroep open. Om die reden zijn de beroepen met zaaknummers BRE 15/854 en BRE 15/855 niet-ontvankelijk.
2.3.
De bezwaren tegen de navorderingsaanslagen, de aanslag en de herzieningsbeschikking 2011 zijn bij brieven van 15 december 2014 ongegrond verklaard. Deze brieven zijn voor de jaren 2010 en 2011 aangeduid als uitspraak op bezwaar en voorzien van een rechtsmiddelverwijzing. Voor de jaren 2008 en 2009 zijn deze brieven aangeduid als motivering van de nog door het computercentrum in Apeldoorn te versturen uitspraken op bezwaar, kennelijk vanwege de in de brieven vermelde beslissing dat de bijbehorende boeten worden verminderd ondanks dat beboeting bij deze aanslagen niet aan de orde is. Bij brieven van 17 december 2014 heeft de inspecteur de gemachtigde geïnformeerd over deze omissie waarbij hij die brieven heeft aangeduid als uitspraak op bezwaar, voorzien van een rechtsmiddelverwijzing.
2.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de uitspraken op bezwaar pas na de dagtekening ervan zijn verzonden. Op de enveloppe van het beroepschrift staat de poststempel 12 februari 2015. De datum van afstempeling is niet gelegen vóór het einde van de beroepstermijn en belanghebbende heeft niet op een andere manier het bewijs geleverd dat het beroepschrift binnen de termijn ter post is bezorgd. Evenmin heeft belanghebbende feiten aannemelijk gemaakt waaraan de gevolgtrekking kan worden verbonden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen met zaaknummers BRE 15/851, 15/853, 15/857 en 17/1228 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk zijn.

3.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding tot een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 28 februari 2017 door mr. C.A.F.M. Stassen, voorzitter,
mr. W.A.P. van Roij en mr. J.W.M. Tijnagel, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. Hermus, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.