Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2017 uitspraak gedaan over de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor de jaren 2008 en 2009, opgelegd aan de belanghebbende, die in Spanje woont. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende tijdens een politieverhoor heeft verklaard dat hij in 2008 een netto inkomen had tussen de € 70.000 en € 80.000, wat impliceert dat hij wist dat hij belasting verschuldigd was. Dit leidt tot omkering van de bewijslast, waardoor de rechtbank de inkomenscorrectie door de inspecteur als redelijk beschouwt. Voor het jaar 2009 is er echter geen omkering van de bewijslast, omdat de belanghebbende niet was uitgenodigd om aangifte te doen. De rechtbank concludeert dat de navorderingsaanslagen voor 2008 terecht zijn opgelegd, maar dat de inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de navorderingsaanslag voor 2009. Daarnaast zijn er vergrijpboeten opgelegd voor beide jaren, waarbij de rechtbank oordeelt dat de boeten van 50% passend zijn, ondanks het verzoek om interne compensatie van de inspecteur. De rechtbank verklaart de beroepen van de belanghebbende ongegrond.