Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[geopposeerde],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter te Tilburg op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure na een verstekvonnis. De opposant, vertegenwoordigd door mr. R.A. Baltes, had verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van 23 december 2015, waarbij de geopposeerde, vertegenwoordigd door mr. J.P.A. Jansen, was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.595,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De opposant stelde dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van het verstekvonnis en dat de verzetstermijn niet correct was toegepast. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de opposant niet-ontvankelijk is in zijn verzet, omdat hij te laat was met het indienen van de verzetdagvaarding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzetstermijn op 16 maart 2016 verliep en dat de opposant pas op 18 maart 2016 verzet heeft ingesteld. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de geopposeerde niet-ontvankelijk is in haar vordering tot veroordeling van de opposant in buitengerechtelijke kosten en nakosten, omdat deze vordering niet kan worden ingediend in het kader van een verzetprocedure. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de opposant, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.