Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2016 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de heffingskorting van belanghebbende. De belanghebbende, gehuwd met een echtgenoot die in 2011 een negatief inkomen had, ontving in 2008 een heffingskorting van € 2.488. Echter, door verliesverrekening van de echtgenoot met zijn inkomen in 2008, werd de heffingskorting bij belanghebbende nagevorderd, inclusief heffingsrente van € 502. De rechtbank oordeelde dat de wetgever bewust had gekozen voor deze regeling en dat er geen schending was van het gelijkheidsbeginsel of het recht op ongestoord genot van eigendom. De rechtbank benadrukte dat de heffingsrente terecht was berekend, ondanks de onvrede van belanghebbende over de wetgeving. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de heffingsrente conform de wet was vastgesteld, waarbij de omstandigheden van de zaak en de keuzes van de wetgever in acht zijn genomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.