Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van omzetbelasting. De belanghebbende, een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet, had een overeenkomst gesloten met een gemeente voor de ontwikkeling van nieuwbouw en de aankoop van grond. Later werd overeengekomen dat de eerdere overeenkomst niet zou worden uitgevoerd en dat de belanghebbende een schadevergoeding aan de gemeente zou betalen. De rechtbank oordeelde dat de door de gemeente in rekening gebrachte omzetbelasting op de schadevergoeding slechts pro rata aftrekbaar was, omdat er enkel een indirect verband bestond tussen de schadevergoeding en de economische activiteiten van de belanghebbende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende recht heeft op aftrek van omzetbelasting voor zover deze betrekking heeft op belaste handelingen. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende verworpen, die stelde dat de schadevergoeding volledig aftrekbaar zou zijn omdat deze betrekking had op een project dat, indien uitgevoerd, zou hebben geleid tot belaste leveringen. De rechtbank concludeerde dat de schadevergoeding geen onderdeel uitmaakte van de prijs voor de te bouwen woningen, aangezien deze nooit zijn gerealiseerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.