2.3.Op 4 december 2013 is namens de ontvanger een onderzoek ingesteld in het kader van eventuele bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 36 en/of 36b van de Invorderingswet 1990 (IW) met betrekking tot de belastingschulden van [B BV]. In het naar aanleiding hiervan opgemaakt boekenrapport van 7 mei 2014 heeft controle-medewerker [C] voor zover hier van belang het volgende vermeld:
“Volgens de grootboekrekeningen over 2012 wordt in dat jaar ook een fors verlies geleden van ruim € 217.438. Uit een gedetailleerd overzicht van de grootboekrekeningen 2012 blijkt dat bijna elke maand verlies wordt geleden en dat het resultaat alleen maar slechter werd:
Periode 2012
omzet
Inkoop
bedrijfskosten
resultaat
resultaat cumulatief
januari
62.430,65
-12.500,69
-70.321,66
-20.391,70
-20.391,70
februari
68.022,15
-14.783,29
-61.003,14
-7.764,28
-28.155,98
maart
122.842,00
-47.281,14
-61.387,97
14.172,89
-13.983,09
april
48.994,35
-15.235,85
-63.866,79
-30.108,29
-44.091,38
mei
44.642,72
-19.668,62
-70.675,57
-45.701,47
-89.792,85
juni
47.074,74
-11.043,51
-57.148,30
-21.117,07
-110.909,92
juli
18.795,68
-16.930,36
-63.119,87
-61.254,55
-172.164,47
augustus
72.571,90
-8.174,71
-67.937,00
-3.539,81
-175.704,28
september
89.751,87
-15.533,44
-63.170,84
11.047,59
-164.656,69
oktober
90.753,60
-21.521,88
-62.504,46
6.727,26
-157.929,43
november
47.756,77
-16.251,66
-58.024,19
-26.519,08
-184.448,51
december
64.936,87
-12.054,50
-85.872,44
-32.990,07
-217.438,58
Totaal
778.573,30
-210.979,65
-785.032,23
-217.438,58
In de loop van 2012 kon dan ook niet meer aan de lopende fiscale verplichtingen worden voldaan en liep de belastingschuld alleen maar op.
Door de aanhoudende verliezen is de financiële positie alleen maar slechter geworden.
Uit de administratie blijkt dat op de grootboekrekening crediteuren onder meer de volgende bedragen als te betalen schulden zijn geboekt:
2011 incl.
2012
2013
Totaal
Openstaand
beginsaldo
bijgeboekt
bijgeboekt
per 19-7-'13
Totaal geboekte crediteuren
350.837,89
702.811,93
397.993,64
1.451.643,46
100%
350.828,83
100%
waarvan:
[A BV] (management fee)
6.007,80
21
27.007,80
1,86%
0,00%
Bel. Dienst Ondernemingen
81.653,00
248.853,00
141.342,00
471.848,00
32,50%
194.918,97
55,56%
[D CV] (verhuurder)
26.973,32
81.259,95
63.525,00
171.758,27
11,83%
87.088,31
24,82%
Handelscrediteuren
242.211,57
366.691,18
172.126,64
781.029,39
53,80%
68.821,55
19,62%
In verhouding tot de onbetaald gebleven belastingschuld ad. € 194.918,97 wordt geconcludeerd dat de onderneming de concurrente schuldeisers (handelscrediteuren) heeft bevoordeeld ten opzichte van de preferente schuldeisers.
De betalingsonmacht van [B BV] is voor een deel van de openstaande naheffingsaanslagen niet (rechtsgeldig) gemeld. Op grond hiervan bestaat al een wettelijk vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Bovendien blijkt uit wat dat is vermeld onder punt 7.4 van dit rapport dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Samengevat bestaat het kennelijk onbehoorlijk bestuur uit de onderstaande feiten:
Het structureel niet voldoen van c.q. reserveren voor de verschuldigde loon- en omzetbelasting;
Door het voortdurend niet (tijdig) betalen van de verschuldigde bedragen heeft belastingschuldige willens en wetens de kans aanvaard dat de aanslagen onbetaald zouden blijven;
Het onverantwoord omgaan met de belangen van de (preferente)schuldeisers door de bedrijfsactiviteiten voort te zetten terwijl niet aan de verplichtingen kon worden voldaan;
Het betalen van concurrente crediteuren ten koste van de preferente schuldeisers;
De af te dragen en verschuldigde loon- en omzetbelasting aan te wenden ter financiering van de bedrijfsactiviteiten, waardoor de belastingschulden onbetaald zijn gebleven;
Het niet voorzien in een afdoende financiering bij een daarvoor geëigende instelling;
Het ondernemersrisico afwentelen op de schuldeisers, voornamelijk de Belastingdienst;
Uit niets blijkt dat de bestuurder stappen heeft ondernomen om de ECV-licentie (Rb:EVC) te behouden. Deze nalatigheid kan hem als bestuurder worden aangetekend.
Door bovenstaande omstandigheden zijn er in de onderneming geen, dan wel te weinig, gelden achter gebleven om aan de fiscale verplichtingen te kunnen voldoen. De bestuurder heeft er voor gekozen om aangiften loon- en omzetbelasting niet, dan wel niet geheel, te voldoen en deze gelden op andere wijze te besteden, waardoor hij bewust het risico heeft genomen dat de belastingschuld uiteindelijk onbetaald is gebleven.
Het niet betalen van de openstaande aanslagen loon- en omzetbelastingbelasting is dan ook te wijten aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van de bestuurder.”