In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2016, werd het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, dat haar aanspraken op huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) had beperkt. De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had onderbouwd in welke omvang en frequentie de hulp nodig was, en dat de invulling hiervan niet kon worden overgelaten aan de zorgverlener. Eiseres had aangevoerd dat haar gezondheid achteruitging en dat zij 3 uur hulp per week nodig had. De rechtbank stelde vast dat het college in het bestreden besluit de toegekende huishoudelijke ondersteuning niet had geconcretiseerd in aantal uren, maar alleen had aangegeven voor welke activiteiten eiseres recht had op hulp. Dit was onvoldoende, omdat de omvang van de hulp op basis van objectieve criteria moet kunnen worden getoetst. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij eiseres recht heeft op 3 uur hulp per week vanaf de datum van de uitspraak. Tevens werd het griffierecht aan eiseres vergoed.