ECLI:NL:RBZWB:2016:5828

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
AWB 15_7775
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van huishoudelijke hulp op basis van objectieve criteria en de rol van de zorgaanbieder

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2016, werd het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, dat haar aanspraken op huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) had beperkt. De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had onderbouwd in welke omvang en frequentie de hulp nodig was, en dat de invulling hiervan niet kon worden overgelaten aan de zorgverlener. Eiseres had aangevoerd dat haar gezondheid achteruitging en dat zij 3 uur hulp per week nodig had. De rechtbank stelde vast dat het college in het bestreden besluit de toegekende huishoudelijke ondersteuning niet had geconcretiseerd in aantal uren, maar alleen had aangegeven voor welke activiteiten eiseres recht had op hulp. Dit was onvoldoende, omdat de omvang van de hulp op basis van objectieve criteria moet kunnen worden getoetst. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij eiseres recht heeft op 3 uur hulp per week vanaf de datum van de uitspraak. Tevens werd het griffierecht aan eiseres vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/7775 WMO15

uitspraak van 19 september 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 november 2015 (bestreden besluit) van het college inzake haar aanspraken op een voorziening voor huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 20 juli 2016. Eiseres is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.G.M. van Brug.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontving een voorziening voor hulp in het huishouden van 3 uur per week.
Bij besluit van 12 december 2014 (primair besluit 1) heeft het college aan eiseres meegedeeld dat haar voorziening voor hulp in het huishouden per 1 januari 2015 vervalt. Vanaf 1 januari 2015 komt eiseres in aanmerking voor hulp bij het huishouden in de vorm van huishoudelijke hulp met resultaat volgend budget (HH-R).
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het terugdraaien van het aantal uren.
Op 7 april 2015 heeft er een zogenaamd keukentafelgesprek plaatsgevonden.
Bij besluit van 19 mei 2015 (primair besluit 2) heeft het college het primaire besluit 1 ingetrokken en heeft het college besloten een overgangstermijn van 6 maanden in acht te nemen. In het besluit is verder bepaald dat eiseres in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden in de vorm HH-R. Er zal ondersteuning worden verleend voor de volgende taken:
  • lichte huishoudelijke taken zoals stoffen hoog/laag.
  • zware huishoudelijke taken zoals het schoonmaken van de badkamer, keuken, toilet, stofzuigen en bed verschonen.
  • ramen zemen binnenshuis.
Het primaire besluit 2 is op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betrokken in de bezwaarprocedure.
Bij bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Bij brief van 17 december 2015 heeft het college gesteld dat eiseres met haar zorgaanbieder is overeengekomen dat ze 2,5 uur hulp per week krijgt.
2. Eiseres heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat haar gezondheid achteruit gaat. Ze is steeds doodmoe en kortademig en heeft 3 uur hulp in de week nodig. Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres een brief van de cardiothoracaal chirurg overgelegd.
3. Ingevolge de Wmo 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. Deze ondersteuning moet er op zijn gericht dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven.
Op grond van artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 draagt het college er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Gelet op artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 kan de maatwerkvoorziening alleen als compensatie voor de door eiser ondervonden beperkingen gelden wanneer deze een passende bijdrage levert aan diens zelfredzaamheid.
In artikel 10, eerste lid, onder a, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tholen 2015 (Verordening) is opgenomen dat bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura in de beschikking in ieder geval wordt vastgelegd welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is.
4. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift 6 weken. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet binnen deze termijn bezwaar heeft gemaakt tegen primaire besluit 1. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De rechtbank ziet zich dan ook ambtshalve voor de vraag gesteld of het bezwaar ontvankelijk is.
De rechtbank stelt verder vast dat in primair besluit 1 geen bezwaarclausule was opgenomen. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij pas op het moment dat [naam zorg- en dienstverlening] aan haar heeft meegedeeld dat de zorg wordt teruggebracht van 3 naar 2 uur zich realiseerde wat de consequenties van primair besluit 1 zijn.
Nu in primair besluit 1 geen bezwaarclausule was opgenomen en het voor eiseres ook pas na het gesprek met [naam zorg- en dienstverlening] duidelijk werd wat het besluit voor haar betekende, is de rechtbank van oordeel dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat eiseres in verzuim is geweest. Het bezwaar is derhalve terecht inhoudelijk behandeld.
5. Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiseres nog een procesbelang heeft bij een oordeel over het bestreden besluit, nu zij inmiddels, zoals ter zitting is gebleken, weer 3 uur hulp krijgt.
De rechtbank stelt vast dat niet in een besluit is vastgesteld dat eiseres recht heeft op 3 uur hulp. De omstandigheid dat eiseres thans feitelijk weer 3 uur hulp krijgt, betekent dan ook niet dat eiseres haar procesbelang heeft verloren nu juist in geschil is op welk aantal uren hulp eiseres rechtens aanspraak kan maken. Een ander oordeel zou – gelet op de inhoud en strekking van het bestreden besluit - immers niet uitsluiten dat [naam zorg- en dienstverlening] het aantal uren zorg weer naar beneden bijstelt. Eiseres kan inzake deze bijstelling weliswaar een klacht indienen, maar nu daaromtrent geen besluit zal worden uitgereikt kan zij daartegen niet opkomen in bezwaar en/of beroep. Anders dan door het college gesteld in zijn verweerschrift, is de rechtbank dan ook van oordeel dat eiseres nog een procesbelang heeft bij een oordeel over het bestreden besluit.
6. In geschil is of het college met het bestreden besluit een maatwerkvoorziening heeft gegeven die eiseres voldoende compenseert.
De rechtbank stelt vast dat het college in het bestreden besluit en de onderliggende primaire besluiten de toegekende huishoudelijke ondersteuning niet heeft geconcretiseerd in aantal uren, maar volstaan heeft met te benoemen voor welke activiteiten eiseres recht heeft op hulp. De invulling van het aantal uren hulp is overgelaten aan Allevo, de door het college ingeschakelde zorgverlener.
De rechtbank is van oordeel dat het indiceren op resultaat onder vermelding van het soort activiteiten waarvoor eiseres recht op hulp heeft, alleen kan als de omvang van de hulp op basis van objectieve criteria kan worden getoetst. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 mei 2015 (ECLI:NL:CRVB:2016:1402, overweging 5.7.2) volgt niet alleen dat concreet moet zijn welke activiteiten moeten worden verricht om het resultaat te bereiken, maar ook hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten moeten worden verricht. In een andere uitspraak van 18 mei 2015 heeft de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2015:1491) expliciet geoordeeld dat het toekennen van een voorziening voor huishoudelijke hulp in resultaatsgebieden een duidelijke maatstaf mist. Nu de concretisering door het college alleen heeft plaatsgevonden ten aanzien van de verrichten werkzaamheden en niet heeft plaatsgevonden ten aanzien van de omvang in tijd en frequentie, heeft het college niet kunnen volstaan met de onderhavige toekenning. Met deze toekenning is immers niet duidelijk op hoeveel hulp eiseres recht heeft.
Ter zitting is gebleken dat de omvang in tijd en frequentie en de invulling van de daadwerkelijk uit te voeren activiteiten wordt bepaald door [naam zorg- en dienstverlening2] . Nog los van het gegeven dat op het door [naam zorg- en dienstverlening2] ingevulde kruisjesformulier alleen activiteiten worden vermeld en dus niet de omvang en frequentie is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat het college het onderzoek naar de omvang van de zorg niet op deze wijze kan overlaten aan de zorgaanbieder. Om te kunnen beoordelen of iemand voldoende wordt gecompenseerd zal het college immers inzicht moeten hebben op de omvang en de frequentie van taken waarbij iemand ondersteuning nodig heeft. Ter zitting is gebleken dat de zorgaanbieder één budget krijgt voor alle cliënten. De zorgaanbieder kan er dus belang bij hebben om de benodigde hulp zo laag mogelijk in te schatten. Niet gezegd is dat [naam zorg- en dienstverlening2] dat in het geval van eiseres heeft gedaan, maar het college zal dit zelfstandig moeten beoordelen. De compensatieplicht ligt immers bij het college en niet bij de zorgaanbieder.
7. De gemachtigde van het college heeft ter zitting nog gesteld dat de rechtszekerheid is gewaarborgd door de klachtenprocedure die is opgesteld. Hoewel een klachtenprocedure zeker een positieve invloed kan hebben op de kwaliteit van zorg, betekent dit niet dat eiseres hiermee een bezwaar- of beroepsmogelijkheid wordt gegeven om op te komen tegen de beslissing over het aantal uren hulp waarop aanspraak bestaat. Zoals eerder al overwogen ligt de compensatieplicht bij het college. Voor zover er een geschil bestaat over de omvang van de hulp, zal uiteindelijk de bestuursrechter moeten kunnen beoordelen of met de geboden hulp voldaan is aan de compensatieplicht. Dit kan niet als de omvang en frequentie niet is opgenomen in de maatwerkvoorziening die is toegekend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat met de klachtenprocedure de rechtszekerheid onvoldoende is gewaarborgd.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het beroep gegrond worden verklaard en zal het bestreden besluit worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en zal het primaire besluit 2 herroepen voor zover daarin niet de omvang en frequentie van de zorg is opgenomen. Inmiddels is gebleken dat eiseres voor 3 uur per week hulp krijgt. Nu zorg in natura niet met terugwerkende kracht kan worden verleend en eiseres, zoals ter zitting desgevraagd door eiseres is medegedeeld, zelf geen aanvullende hulp heeft ingekocht, ziet de rechtbank geen aanleiding om met terugwerkende kracht de omvang van de hulp vast te stellen. De geldigheid van de indicatie loopt echter tot 6 april 2020, zodat de rechtbank aanleiding ziet te bepalen dat eiseres vanaf de datum van deze uitspraak recht heeft op 3 uur hulp per week.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept primaire besluit 2 voor zover daarin niet de omvang en frequentie van de hulp is opgenomen;
  • bepaalt dat eiseres recht heeft op 3 uur hulp per week vanaf de datum van deze uitspraak;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 45,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. van Kralingen, voorzitter, en mr. mr. R.P. Broeders en mr. F.P.J. Schoonen, leden, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.