ECLI:NL:RBZWB:2016:4551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3928
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikkingen en heffingsbelang in belastingrechtelijke context met betrekking tot Panamese Foundation

In deze zaak gaat het om de vraag of de informatiebeschikkingen die door de inspecteur van de Belastingdienst zijn afgegeven, terecht zijn gehandhaafd. De belanghebbende, die betrokken is geweest bij een Panamese foundation, heeft niet alle door de inspecteur gevraagde informatie verstrekt. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een mogelijk heffingsbelang en dat de gevraagde informatie naar verwachting bestaat. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur aan zijn stelplicht heeft voldaan en dat de belanghebbende onvoldoende inspanningen heeft verricht om de gevraagde informatie te verstrekken. De rechtbank concludeert dat de informatiebeschikkingen terecht zijn gehandhaafd en dat de belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld om binnen twee maanden de ontbrekende informatie te verstrekken. De uitspraak is gedaan op 21 juli 2016 door een meervoudige kamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/3928 tot en met 15/3931
Uitspraken van 21 juli 2016
Uitspraken als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met betrekking tot aan belanghebbende op te leggen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) over de jaren 2008 tot en met 2012 informatiebeschikkingen gegeven. Deze beschikkingen zijn bij uitspraken op bezwaar van 30 april 2015 gehandhaafd.
1.2.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 9 juni 2015, op dezelfde dag ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
1.3.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2016 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen, de behandelde beroepen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
[BV 1] is een naar Panamees recht ingestelde Private Foundation en is op 18 november 2005 opgericht door [BV 15] , een Panamese vennootschap. ‘ [BV 16] ’ bij oprichting was [BV 17] en ‘resident agent’ was [BV 18] . Het initiële vermogen bedroeg volgens de akte van oprichting $ 10.000. [BV 1] houdt één aandeel in [BV 4] .
2.2.
Binnen [BV 1] zijn afzonderlijke Nexus ingesteld. Belanghebbende is bij Nexus 704 als adviseur betrokken geweest. Nexus 704 is op 4 mei 2010 ontbonden.
2.3.
In 2003 heeft belanghebbende samen met zijn toenmalige zakenpartner, [De heer X] , de [BV Groep] activiteiten opgestart (hierna: [BV Groep] ). Deze bedrijfsactiviteiten waren ondergebracht in een rechtspersonenstructuur. De structuur was zodanig dat belanghebbende en [De heer X] ieder 100% van de aandelen hielden in een persoonlijke holding. Deze holdings hielden vervolgens ieder 50% van de aandelen in [BV 14] (voorheen [BV 14a] ). Deze vennootschap heeft alle aandelen van [BV 13] (voorheen [BV 13a] ). In 2006 is de juridische structuur gewijzigd. Op advies van het Haags Juristen College (hierna: HJC) en de Freemont Group heeft in 2007 een verdere structuurwijziging plaatsgevonden. [BV 9] werd verhangen naar de nieuwe [BV Groep] . De nieuwe structuur betreffende de [BV Groep] activiteiten komt overeen met de zogenaamde dividendstructuur die door HJC en Freemont wordt aangeboden op de Nederlandse markt. De inspecteur heeft het volgende structuurschema opgesteld:
2.4.
Diverse vennootschappen binnen de nieuwe [BV Groep] zijn medio 2009/2010 ontbonden. Het betreft onder meer [BV 9] , [BV 8], [BV 7] (26 april 2011) alsmede diverse werkmaatschappijen. [BV 8] heeft volgens informatie van belanghebbende diverse dividenduitkeringen gedaan aan [BV 7] in de periode 19 december 2007 tot 2 december 2009. Het totaal van de dividenduitkeringen bedroeg € 784.000.
2.5.
Op 31 december 2009 heeft belanghebbende een bedrag van € 222.102,30 op zijn bankrekening bij de VP Bank te Luxemburg met nummer [nummer] ontvangen van Nexus 704 binnen [BV 1] via de rekening van [BV 19]. De bankrekening is geopend op 30 december 2009 en gesloten op 24 februari 2010. Voornoemd bedrag is niet vermeld in enige aangifte.
2.6.
Op 29 juni 2010 ontving belanghebbende op zijn privé bankrekening bij de ING met nr. [nummer] een bedrag groot € 3.673,39 onder vermelding van: TRANSACTIE [nummer] EUR 3.673,39 [BV 19] FINAL DISTRIBUTION’. Voornoemd bedrag is niet vermeld in enige aangifte van belanghebbende.
2.7.
Op 30 oktober 2012 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek aangekondigd naar de ingediende aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. Bij brief van 15 april 2013 is de reikwijdte van het onderzoek uitgebreid naar de ingediende aangiften inkomstenbelasting 2008 tot en met 2012 van (onder meer) belanghebbende. Naar aanleiding van het lopende onderzoek heeft de inspecteur op 25 oktober 2013 onder andere aan belanghebbende gevraagd of hij betrokken is geweest bij een trust of foundation en of hij toegang heeft tot buitenlandse bankrekeningen.
2.8.
Op 15 november 2013 heeft belanghebbende hierop onder meer geantwoord dat hij in het verleden betrokken is geweest bij een foundation en dat van [BV 19] een schenking is ontvangen. Als bijlage bij de brief zijn onder meer rekeningafschriften van VP Bank te Luxemburg (zie 2.5) en ING (zie 2.6) gevoegd.
2.9.
Bij brief van 11 december 2013 heeft de inspecteur op grond van artikel 47 van de AWR 34 vragen gesteld aan belanghebbende over (onder meer) zijn betrokkenheid bij een trust of foundation, [BV 19], VP Bank en het door de inspecteur gemaakte structuurschema. In het bijzonder zijn (onder meer) de volgende vragen gesteld:
b. Gegeven van de aanbieder
22. We willen het (de) aankoopbewij(s)(zen) van de nieuwe [BV Groep] zien afkomstig van HJC en/of Freemont.
23. Tevens willen we alle correspondentie zien met betrekking tot de aankoop genoemd in onderdeel 1, de structuur.”
2.10.
Tijdens een bespreking op 23 december 2013 heeft belanghebbende een toelichting gegeven aan de inspecteur over het ontstaan van de nieuwe [BV Groep] . Tevens heeft belanghebbende aan de inspecteur stukken verstrekt, waaronder de Charter en de Regulations van [BV 1] , een blad met als opschrift ‘
department of inland revenue — income tax, computation of temporary tax by legal persons, year of assessment 2010’met betrekking tot [BV 7], een overzicht van VP bank, twee besluiten van uitkering van de [BV 1] en afschriften van twee bankrekeningen.
2.11.
Op 3 februari 2014 heeft belanghebbende documenten verstrekt inzake [BV 1] , waaruit blijkt dat hij op 10 april 2007 adviseur was van Nexus 704 en dat Nexus 704 op 4 mei 2010 is opgehouden te bestaan en dat er geen bekende baten meer aanwezig zijn. In de bescheiden is vermeld dat de [BV 16] van Nexus 704 binnen [BV 1] heeft besloten tot uitkering in 2009 van € 222.130,30 en in 2010 van € 3.67,39 aan belanghebbende en een gift van € 226.000 aan belanghebbende in 2009.
2.12.
Bij brief van 20 maart 2014 heeft de inspecteur informatie bij belanghebbende opgevraagd onder meer over zijn betrokkenheid bij Nexus 704 binnen [BV 1] en [BV 19].
2.13.
Op 24 april 2014 heeft de inspecteur belanghebbende voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om de vragen te beantwoorden. In de onder 2.12 genoemde brief staan (voor zover van belang) de volgende vragen:
“1. lk verzoek u alle Annexes ter inzage te verstrekken en een kopie van alle oprichtingsbewijzen (Vraag 2, vraag 5 en vraag 21 in de brief 11 december 2013). Deze heb ik tot op heden niet ontvangen. Uit de Regulations blijkt dat er meerdere Annexes moeten zijn:
• The first annex will show the advisor and the advisor after death.
• Subsequent annexes will create for each of the individual Nexus Assets held. These Annexes show the beneficiaries of the individual Nexus assets as well as the assets held.
2. U geeft aan dat u nimmer heeft gecorrespondeerd met het doelvermogen waarbij u betrokken bent (vraag 6 in de brief van 11 december 2013). U gaf aan dat u telefonisch contact heeft opgenomen met de Council voor het doen van een uitkering (vraag 15 in de brief van 11 december 2013). lk wil u nogmaals verzoeken om alle correspondentie ter inzage te verstrekken en om een afschrift van alle correspondentie rondom de uitbetalingen van de Nexus 704 binnen de [BV 1] .
De met de schenkingen corresponderende "resolutions" zijn overgelegd. Uit het feit dat u in de hoedanigheid van oprichter, adviseur en begunstigde betrokken bent (geweest) bij de Nexus 704 binnen de [BV 1] , leid ik of dat u in de positie bent om een informatie verzoek te doen om gegevens te verkrijgen over de Nexus 704 binnen de [BV 1] . Gelet op het voorgaande en gelet op het belang dat met een dergelijk verzoek tot uitkering gemoeid is, acht ik op dit moment niet aannemelijk dat er geen schriftelijke of digitale stukken bestaan aangaande uw betrokkenheid bij de Nexus 704 binnen de [BV 1] en de uitkeringen hiervan. Graag nodig ik u nogmaals uit om de gevraagde informatie te verstrekken.
Zo u zelf niet beschikt verzoek ik u zich in te spannen om de informatie aan mij te verstrekken en hiervoor derden te benaderen. lk wijs u in dit verband op onderstaande:
- Als adviseur heeft u recht op informatie op grond van Charter (zie o.a. section 14) en de Regulations (zie o.a. punt 'whereas' en artikel 4 en 7 Regulations).
- Als Begunstigde (welke u ten minste was in 2009 en 2010) heeft u recht op informatie op grond van de Charter (section 11) en de Regulations (zie o.a. artikel 4 en 8 Regulations).
Graag afschriften van alle inspanningen die u (of Paritax International Taxadvisors danwel anderen namens u) op het punt van het verkrijgen van de verzochte informatie heeft (hebben) verricht.
3. lk wil u nogmaals verzoeken om afschriften van de vergaderingen en verslagen van de Nexus 704 binnen de [BV 1] waarbij u betrokken bent (vraag 10 in de brief van 11 december 2013). U heeft aangegeven hierover geen beschikking te hebben, maar ik wil u wijzen op hetgeen ik hieromtrent vermeldt bij vraag 2 in deze brief, tweede alinea.
4. lk wil u nogmaals verzoeken om de jaarstukken ter inzage te verstrekken van de Nexus 704 binnen de [BV 1] . U heeft aangegeven hierover geen beschikking te hebben, maar ik wil u wijzen op hetgeen ik hieromtrent vermeldt bij vraag 2 in deze brief, tweede alinea.
5. lk wil u nogmaals verzoeken om de openingsbescheiden en kopieen van dagafschriften te verstrekken van de Nexus 704 binnen de [BV 1] (Vraag 12 in de brief van 11 december 2013). U heeft aangegeven hierover geen beschikking te hebben, maar ik wil u wijzen op hetgeen ik hieromtrent vermeldt bij vraag 2 in deze brief, tweede alinea.
6. We verzoeken u alsnog vraag 22 en 23 in de brief van 11 december 2013 te beantwoorden omdat we hierop nog geen reactie hebben ontvangen.
Verder hebben we vastgesteld dat we nog enkele informatie van u nodig hebben:
7. Graag ontvang en wij de ontvangstbewijzen van de twee uitkeringen van de Nexus 704 binnen de [BV 1] . Weliswaar heeft u twee ontvangstbewijzen (€ 222.102,30 van 31-12-2009 VP Bank en 3.673,39 van 29 juni 2010 ING Bank) verstrekt echter deze uitkeringen zien op [BV 19] en niet Nexus 704 binnen de [BV 1] . Als het zo is dat de ontvangsten ter grootte van 222.102,30 en € 3.673,39 zien op de uitkeringen van de Nexus 704 binnen de [BV 1] verzoek ik u dit aan te tonen.
8. Graag ontvangen we een overzicht van de dividendstromen binnen de nieuwe [BV Groep] vanaf 2007 en een overzicht op welke wijze het vermogen van de vennootschappen binnen de nieuwe [BV Groep] is vereffend.
9. Graag ontvangen we een gespecificeerd overzicht van het vermogen van Nexus 704 binnen de [BV 1] vanaf oprichting tot heden.
10. Uit de door u ingezonden informatie lijkt het erop dat de Nexus 704 binnen de [BV 1] niet meer actief is. Is de Nexus 704 binnen de [BV 1] nog actief? Zo nee, dan ontvang ik graag een afschrift van alle bescheiden van de ontbinding en de vereffening van het vermogen.
11. Is [BV 4] nog actief? Zo nee, op welke wijze is het vermogen van de SA vereffend? Zo ja, graag bewijs hiervan.
12. Uit de informatie die u momenteel ter inzage hebt verstrekt kan de inspecteur alleen afleiden, dat het vermogen van de Nexus 704 binnen de [BV 1] uit de aandelen [BV 4]. Op het moment dat de Nexus fiscaal transparant is op basis van BNB 1986/16, dan wordt het inkomen en het vermogen van de Nexus ieder jaar aan u toegerekend. Aldus is van belang vast te stellen wanneer [BV 4] een dividenduitkering heeft gedaan aan Nexus 704 binnen de [BV 1] . Als het tijdstip van de onderliggende dividenduitkeringen wordt bezien zou het best kunnen zijn dan de SA reeds in 2008 een dividenduitkering heeft verricht in de SA. Het is aldus voor de heffing van de inkomstenbelasting relevant wanneer de SA de dividenduitkeringen heeft verricht aan de Nexus 704 binnen de [BV 1] . Graag nodig ik u uit om de navolgende bescheiden ter inzage te verstrekken voor de periode 2007 tot en met 2010:
a.
a) Een afschrift van de bankbescheiden van de Nexus 704 binnen de [BV 1] .
b) Een afschrift van de aandeelhoudersvergadering(en) van [BV 4].
c) Een afschrift van het verzoek tot dividenduitkering(en) door de aandeelhouder (lees: Nexus 704), of enig ander persoon, uit het vermogen van [BV 4].
d) Een beschrijving van de vermogensbestanddelen van [BV 4]. Zo er een bankrekening aanwezig is bij [BV 4] dan verzoek ik u om afschriften van deze bankafschriften, alsmede inzichtelijk te maken wie tekeningsbevoegd is voor deze bankrekening.
De inspecteur heeft belanghebbende tot 6 mei 2014 gelegenheid gegeven de vragen te beantwoorden en voorts aangegeven dat indien nodig zal worden overgegaan tot het afgeven van informatiebeschikkingen.
2.14.
Vervolgens heeft de inspecteur met dagtekening 27 mei 2014 de in geschil zijnde informatiebeschikkingen afgegeven.
2.15.
Belanghebbende heeft op 4 juli 2014 een bezwaarschrift ingediend. Op 15 juli 2014 en 19 september 2014 wordt het bezwaarschrift aangevuld.
2.16.
Op 20 januari 2015 heeft belanghebbende nog een brief afgegeven aan de inspecteur met dagtekening 23 december 2014 gericht aan [mr. A] en ondertekend door [De heer Y] namens Freemont Ltd., waarin deze wederom aangeeft dat belanghebbende alle documenten heeft gekregen waar hij recht op heeft en dat hij geen recht heeft op de gevraagde documenten.
2.17.
Op 31 maart 2015 heeft de gemachtigde nog een e-mailbericht aan de inspecteur gestuurd met daarbij afschriften van het opvragen van gegevens door belanghebbende bij Freemont Group en [BV 1] . Verder is gesteld dat gemachtigde en belanghebbende nog bezig zijn om via een andere weg contact te krijgen met Freemont Group en [BV 1] .
2.18.
Bij de bestreden uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de in geschil zijnde informatiebeschikkingen gehandhaafd, omdat de in 2.13 vermelde vragen genummerd 1 tot en met 6 en 8 tot en met 12 (hierna: vragen 1-6 en 8-12) niet dan wel onvoldoende zijn beantwoord door belanghebbende. Vraag 7 is in de bezwaarfase alsnog wel voldoende beantwoord volgens de inspecteur, evenals – hiervoor niet vermelde – (andere) vragen over resultaat uit een werkzaamheid en Box 3.

3.Geschil

3.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of de informatiebeschikkingen terecht bij uitspraken op bezwaar zijn gehandhaafd met betrekking tot de vragen 1-6 en 8-12. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de beschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1.
De informatiebeschikking 2008 is op 31 december 2014 van rechtswege vervallen. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het beroep met zaaknummer 15/3927 als ingetrokken kan worden beschouwd. De rechtbank zal dat volgen en in deze zaak dus geen uitspraak doen.
Mogelijk heffingsbelang
4.2.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de vragen, met uitzondering van vraag 2 en vraag 6, buiten de reikwijdte van artikel 47 van de AWR vallen en dat sprake is van een ‘fishing expedition’. Van een mogelijk heffingsbelang is dan ook geen sprake, aldus belanghebbende.
4.3.
Voor het bestaan van de ingevolge artikel 47 van de AWR op iemand rustende verplichting is voldoende dat de inspecteur zich op basis van de hem ter beschikking staande informatie in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat de gevraagde gegevens en bescheiden van belang zouden kunnen zijn voor de belastingheffing (HR 18 april 2003, nr. 38 122, ECLI:NL:HR:2003:AF7498). Het ligt op de weg van de inspecteur om de feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat de inspecteur zich in redelijkheid op bedoeld standpunt kan stellen.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aan de op hem rustende stelplicht en bewijslast voldaan. Uit de onder 2 genoemde stukken – die op zichzelf niet worden bestreden door belanghebbende – en de verklaring van belanghebbende op de zitting, blijkt belanghebbendes betrokkenheid bij Nexus 704 binnen [BV 1] en de nieuwe [BV Groep] . Bij Nexus 704 volgt deze betrokkenheid uit de omstandigheid dat belanghebbende in ieder geval op 10 april 2007 adviseur was van Nexus 704 en dat hij als begunstigde van Nexus 704 in 2009 € 222.130,30 en € 226.000 en in 2010 € 3.673,39 heeft ontvangen. Belanghebbendes betrokkenheid bij de (nieuwe) [BV Groep] volgt uit de omstandigheid dat belanghebbende (samen met zijn zakenpartner) het initiatief heeft genomen om te komen tot de opzet van een nieuwe structuur van de [BV Groep] en de inbreng van zijn eigen ondernemingen daarin.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze betrokkenheid de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat de door hem gevraagde gegevens en bescheiden van belang zouden kunnen zijn voor de belastingheffing van belanghebbende. Deze gegevens en bescheiden kunnen immers opheldering geven over de vraag of de betrokkenheid van belanghebbende bij Nexus 704 zodanig is dat dit gevolgen heeft voor de inkomstenbelastingheffing, bijvoorbeeld omdat belanghebbende aangemerkt moet worden als (een) gerechtigde tot het vermogen van Nexus 704. Aangezien niet in geschil is dat belanghebbende vanaf 1998 diverse ondernemingen voor eigen rekening en risico heeft gedreven en hij die ondernemingen heeft ingebracht in de tussen 2003 en 2007 opgezette structuur van de (nieuwe) [BV Groep] kunnen, naar het oordeel van de rechtbank, ook de gevraagde gegevens en bescheiden betreffende de [BV Groep] mogelijk relevant zijn voor de belastingheffing van belanghebbende. De inspecteur heeft zich dan ook in redelijkheid op meergenoemd standpunt kunnen stellen. Van een verboden ‘fishing expedition’ is geen sprake.
De gevraagde informatie
4.6.
Belanghebbende heeft het standpunt ingenomen dat hij naar vermogen aan de op hem rustende verplichting heeft voldaan. Hij heeft vanaf het begin aangegeven mee te willen werken en meerdere pogingen ondernomen om de gevraagde informatie te bemachtigen, aldus belanghebbende. Dat zijn inspanningen niet tot het door de inspecteur gewenste resultaat hebben geleid en dat hij wellicht in het verleden wel bij machte zou zijn geweest om aan de informatie te komen, kan hem nu niet worden tegengeworpen, zo meent hij. Ook heeft belanghebbende betwist dat de informatie die de inspecteur wil hebben daadwerkelijk bestaat.
4.7.
Uit dit standpunt volgt dat belanghebbende niet betwist, en dat daarmee vaststaat, dat niet alle door de inspecteur gevraagde informatie is verstrekt. De rechtbank ziet zich aldus voor de volgende vragen gesteld:
1. Bestaan de gevraagde gegevens?
2. Zo ja, heeft belanghebbende aan zijn inspanningsverplichting voldaan om de gevraagde gegevens te verkrijgen?
4.8.
Gelet op de aard van de gevraagde informatie en de gemotiveerde onderbouwing door de inspecteur is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de informatie naar verwachting bestaat. Met de enkele ontkenning heeft belanghebbende de stelling van de inspecteur onvoldoende gemotiveerd bestreden. Door slechts zeer beperkt stukken te overleggen is door belanghebbende onvoldoende opening van zaken gegeven en onvoldoende inzicht gegeven in zijn betrokkenheid bij Nexus 704 en de [BV Groep] . De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende in ieder geval de vragen over de totstandkoming van de structuur had kunnen beantwoorden. De rechtbank ziet niet in waarom belanghebbende niet zelf over (in ieder geval) die informatie zou kunnen beschikken, gelet op de omstandigheid dat belanghebbende zelf heeft verklaard dat hij bewust voor de desbetreffende structuur heeft gekozen. Een dergelijke houding van belanghebbende zorgt dat de inspecteur slechts beperkt informatie heeft en geeft dan ook aanleiding voor de vele (vervolg)vragen. Deze vragen heeft de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank dan ook in redelijkheid kunnen stellen om meer inzicht te krijgen in de wijze van betrokkenheid van belanghebbende bij de structuur en bij Nexus 704 en daarmee in de eventuele gevolgen voor de belastingheffing bij belanghebbende.
4.9.
Het voorgaande betekent dat de vervolgvraag of belanghebbende aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan, moet worden beantwoord. De inspecteur heeft gemotiveerd en door belanghebbende onvoldoende weersproken gesteld dat de informatie die is verstrekt niet van belanghebbende zelf afkomstig is. Belanghebbende heeft verklaard dat hij (mede) het initiatief heeft genomen om te komen tot een nieuwe structuur van de [BV Groep] en dat hij in het verleden betrokken is geweest bij Nexus 704 als adviseur. Dat belanghebbende niet over meer informatie over Nexus 704 en de [BV Groep] (kan) beschikken dan is overgelegd, komt de rechtbank tegen deze achtergrond zonder motivering – die belanghebbende niet gegeven heeft – onaannemelijk voor. Voorts kan van belanghebbende worden gevergd dat – voor zover hij niet (langer) over de gevraagde informatie beschikt – hij de gevraagde informatie opvraagt bij betrokken derden. Belanghebbende heeft weliswaar stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij bij anderen informatie heeft opgevraagd, in het bijzonder bij [De heer Y], maar de inspecteur heeft gemotiveerd aangevoerd dat belanghebbende geen genoegen had moeten nemen met de verstrekte informatie en dat hij ook niet alle beschikbare mogelijke bronnen heeft benut. Gelet op het reële heffingsbelang had belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank meer inspanningen moeten verrichten om de gevraagde informatie te verstrekken. De door belanghebbende genoemde omstandigheid dat hij thans niet meer de financiële middelen heeft om bijvoorbeeld juridische stappen in Panama te initiëren, moet voor zijn rekening komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij alle van hem te verlangen inspanningen heeft verricht om de verzochte informatie te vergaren.
Strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
4.10.
Belanghebbende heeft ter zitting nog gesteld dat de inspecteur in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld door uitspraak op bezwaar te doen terwijl door de inspecteur als cruciaal bestempelde informatie, zoals de ontvangstbevestigingen van de door belanghebbende verzonden brieven, in de bezwaarfase niet bij belanghebbende is opgevraagd.
4.11.
De rechtbank deelt het standpunt van belanghebbende niet. Gelet op de uitgebreide correspondentie heeft belanghebbende voldoende tijd gehad om zijn standpunten in bezwaar naar voren te brengen en waar nodig met bewijs te staven. De beslissing van de inspecteur om op een gegeven moment uitspraak op bezwaar te doen, is niet in strijd met enig algemeen beginselen van behoorlijk bestuur.
Beslissing
4.12.
Gelet op het vorenstaande zijn bij de uitspraken op bezwaar de informatiebeschikkingen terecht gehandhaafd met betrekking tot de vragen 1-6 en 8-12 en dienen de beroepen derhalve ongegrond te worden verklaard. Nu belanghebbende nog steeds de gevraagde informatie kan geven en in aanmerking genomen dat geen sprake is van onredelijk gebruik van procesrecht, zal de rechtbank hem daartoe op grond van artikel 27e, tweede lid, van de AWR een termijn stellen. Voor dat geval heeft belanghebbende verzocht om een termijn van twee maanden voor het alsnog kunnen overleggen van de ontbrekende stukken. De rechtbank acht dat verzoek in de omstandigheden van het geval redelijk, en zal overeenkomstig dat verzoek beslissen.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- stelt belanghebbende in de gelegenheid om binnen twee maanden na de dag van de verzending van deze uitspraak de door de inspecteur verzochte informatie te verstrekken.
Deze uitspraak is gedaan op 21 juli 2016 door mr. M.R.T. Pauwels, voorzitter, mr.drs. M.H. van Schaik en mr.dr. M.L.M. van Kempen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.