Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende, die op non-actief was gesteld door zijn werkgever met behoud van salaris, had geen recht op arbeidskorting. De rechtbank oordeelde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel ten opzichte van zieke werknemers niet opging, omdat de wetgever vrij was om een speciale regeling voor zieke werknemers te treffen. De belanghebbende had in 2013 geen werkzaamheden verricht voor zijn voormalige werkgever, [A BV], maar ontving wel salaris. De inspecteur van de Belastingdienst had de arbeidskorting voor de voorlopige aanslag IB/PVV toegekend, maar bij de definitieve aanslag werd het inkomen van de belanghebbende van [A BV] aangemerkt als inkomen uit vroegere dienstbetrekking, waardoor de arbeidskorting opnieuw werd vastgesteld op een lager bedrag. De rechtbank concludeerde dat de beloning van de belanghebbende geen verband hield met in 2013 verrichte arbeid, en dat hij daarom geen recht had op arbeidskorting. De rechtbank verwierp ook het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de voorlopige aanslag niet de verwachtingen kon wekken waarop de belanghebbende zich kon beroepen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.