Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet voor de jaren 2009 en 2010. De inspecteur had de navorderingsaanslagen opgelegd op basis van een boekenonderzoek dat in 2013 was uitgevoerd, waaruit bleek dat niet alle contante ontvangsten door de belanghebbende waren verantwoord in de administratie. De rechtbank heeft het verzoek van de belanghebbende om getuigen op te roepen afgewezen, omdat hij de relevantie van de vragen niet duidelijk had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende willens en wetens de kans had aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven door het niet voeren van een kasadministratie. Er was geen sprake van opgewekt vertrouwen, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat de facturen die de inspecteur aanvoerde al in 2011 tot de gecontroleerde administratie behoorden. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de navorderingsaanslagen.