Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft belanghebbende, een B.V., beroep ingesteld tegen de voldoening van overdrachtsbelasting die zij heeft betaald bij de verkrijging van een bedrijfspand. Het pand werd vrij van huur verkocht aan een bank in het kader van een financiering, waarna een nieuwe huurovereenkomst werd gesloten met de reeds zittende huurder. Belanghebbende kreeg de mogelijkheid om het pand later in verhuurde staat terug te kopen. Bij de terugkoop is overdrachtsbelasting voldaan, maar belanghebbende meent dat deze verkrijging vrijgesteld zou moeten zijn op basis van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV). De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een ontbindende voorwaarde, maar van een koopoptie. Dit betekent dat er geen feitelijk en rechtens herstel heeft plaatsgevonden in de toestand van vóór de verkrijging. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, omdat er geen tripartite overeenkomst was in de situatie waar belanghebbende zich op beroept. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om teruggave van de overdrachtsbelasting af.