In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2016, werd het beroep van [naam eiser] tegen het besluit van het UWV inzake zijn WW-uitkering behandeld. [naam eiser] had eerder een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, die door het UWV was geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank oordeelde dat [naam eiser] verwijtbaar werkloos was geworden, omdat hij zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim door zijn nevenwerkzaamheden niet tijdig te beëindigen, ondanks waarschuwingen van zijn werkgever, Orionis Walcheren. De rechtbank bevestigde dat aan het ontslag van [naam eiser] een dringende reden ten grondslag lag, zowel objectief als subjectief, en dat het UWV ten onrechte een WW-uitkering had toegekend. Het beroep van Orionis werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en het bezwaar van [naam eiser] werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het UWV de WW-uitkering volledig had moeten weigeren en dat Orionis recht had op vergoeding van proceskosten.