In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 december 2015, staat centraal of een perceel grond dat aan belanghebbende is geleverd, vrijgesteld is van overdrachtsbelasting op basis van de samenloopvrijstelling. De rechtbank oordeelt dat het perceel, dat bestemd is voor bebouwing, onder de Btw-richtlijn valt en dat de richtlijnconforme uitleg van het begrip bouwterrein doorwerkt naar de samenloopvrijstelling. Dit betekent dat de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente vernietigd moeten worden.
De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd ter hoogte van € 7.200, met een beschikking heffingsrente van € 428. Belanghebbende had hiertegen bezwaar aangetekend, maar de inspecteur handhaafde zijn beslissing. Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 24 september 2015 werd het onderzoek gesloten en werd een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
De rechtbank concludeert dat de samenloopvrijstelling, die bedoeld is om cumulatie van omzetbelasting en overdrachtsbelasting te voorkomen, van toepassing is. Aangezien niet in geschil is dat het perceel een bouwterrein is in de zin van de Btw-richtlijn, is er geen overdrachtsbelasting verschuldigd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de eerdere beslissingen van de inspecteur en veroordeelt deze in de proceskosten van belanghebbende.