ECLI:NL:RBZWB:2015:825

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
02-665044-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Struijs
  • mr. Scheffers
  • mr. Hinfelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag leidt tot dodelijk ongeval bij spoorwegovergang

Op 2 november 2013 vond er een tragisch verkeersongeval plaats te Oudenbosch, waarbij de verdachte, als bestuurder van een bromfiets met een passagier, de gesloten spoorwegovergang negeerde. Ondanks de aanwezige licht- en geluidssignalen en de dalende slagbomen, besloot de verdachte de spoorwegovergang over te steken. Dit leidde tot een aanrijding met een passerende trein, waarbij de passagier, een jeugdvriend van de verdachte, om het leven kwam. De rechtbank kwalificeerde het rijgedrag van de verdachte als roekeloos, gezien de extreme risico's die hij nam door de waarschuwingssignalen te negeren en de gesloten slagbomen te omzeilen. Tijdens de zitting op 30 januari 2015 werden de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat het gedrag van de verdachte niet alleen roekeloos was, maar ook dat hij zich bewust was van de gevaren. De verdediging betwistte echter de roekeloosheid en stelde dat er geen bewijs was voor buitengewoon onvoorzichtig gedrag. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de roekeloosheid van de verdachte, en dat zijn handelen leidde tot de fatale gevolgen. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur, vervangend door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor drie jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665044-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 februari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. Brogtrop, advocaat te Bergen op Zoom.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 januari 2015, waarbij de officier van justitie mr. Gimbrère en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij, op of omstreeks 02 november 2013, te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bromfiets, waarmede een passagier werd vervoerd), daarmede rijdende over de
weg, de Bosschendijk (gezien in de richting van de St.Bernaertsstraat) en
gekomen ter hoogte van een, in die weg gelegen, spoorwegovergang,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans
aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of
ondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende en naderend voormelde spoorwegovergang
- geen gevolg te geven aan de, bij genoemde spoorwegovergang
geplaatste/aangebrachte, in werking tredende, althans in werking getreden,
(dalende/gedaalde) Automatische Halve Overwegboominstallatie
en/of
- geen acht te slaan op, althans geen gevolg te geven aan, de bij genoemde
spoorwegovergang geplaatste/aangebrachte, in werking tredende, althans in
werking getreden, in zijn, verdachte's, richting gekeerde en/of voor hem,
verdachte, bestemde, optische- en/of akoestische beveiligingsinstallatie,
doch met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, gezien de
rijrichting, "links" (langs de, in die weg aangebrachte, verhoogde
middengeleider), via de weghelft van die weg, bestemd voor het hem, verdachte,
over die weg tegemoetkomende verkeer, om genoemde Overwegboominstallatie, die
spoorwegovergang is opgereden, op het moment dat een (reizigers)trein
(genummerd: 2660) die spoorwegovergang tot op (zeer) korte afstand was
genaderd en/of genoemde spoorwegovergang eveneens was opgereden,
(mede) tengevolge waarvan die (reizigers)trein tegen het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (bromfiets) is gebotst/gereden,
waardoor de door hem, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (bromfiets) vervoerde passagier (genaamd: [slachtoffer]) werd
gedood,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis
is gegeven, gebezigd in de zin van d Wegenverkeerswet 1994;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
1)
hij, op of omstreeks 02 november 2013, te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets, waarmede een passagier werd
vervoerd), daarmede rijdende over de weg, de Bosschendijk (gezien in de
richting van de St.Bernaertsstraat) en gekomen ter hoogte van een, in die weg
gelegen, spoorwegovergang
- geen gevolg heeft gegeven aan de, bij genoemde spoorwegovergang
geplaatste/aangebrachte, in werking tredende, althans in werking getreden,
(dalende/gedaalde) Automatische Halve Overwegboominstallatie
en/of
- geen acht heeft geslagen op, althans geen gevolg heeft gegeven aan, de bij
genoemde spoorwegovergang geplaatste/aangebrachte, in werking tredende,
althans in werking getreden, in zijn, verdachte's, richting gekeerde en/of
voor hem, verdachte, bestemde, optische- en/of akoestische
beveiligingsinstallatie,
doch met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, gezien de
rijrichting, "links" (langs de, in die weg aangebrachte, verhoogde
middengeleider), via de weghelft van die weg, bestemd voor het hem, verdachte,
over die weg tegemoetkomende verkeer, om genoemde Overwegboominstallatie, die
spoorwegovergang is opgereden, op het moment dat een (reizigers)trein
(genummerd: 2660) die spoorwegovergang tot op (zeer) korte afstand was
genaderd en/of genoemde spoorwegovergang eveneens was opgereden,
waarbij die (reizigers)trein tegen het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (bromfiets) is gebotst/gereden, waarna hij, verdachte, alsmede
de, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bromfiets),
vervoerde passagier, ten val zijn gekomen en/of waarbij genoemde passagier
(genaamd: [slachtoffer]) dodelijk letsel heeft bekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2)
hij, op of omstreeks 02 november 2013, te Oudenbosch, gemeente Halderberge, op
de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Bosschendijk (gezien in de
ricting van de St.Bernaertsstraat), als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorvoertuig (bromfiets, waarmede een passagier werd
vervoerd), daarmede rijdende en gekomen ter hoogte van een, in die weg
gelegen, spoorwegovergang, die spoorwegovergang is opgereden, waarbij hij,
verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig (bromfiets)
een, op die spoorwegovergang rijdend spoorvoertuig, niet heeft laten voorgaan
en/of die spoorwegovergang niet geheel vrij heeft gelaten, waarbij (dodelijk)
letsel aan een persoon (te weten, de door hem, verdachte, op dat
motorvoertuig (bromfiets) vervoerde passagier, genaamd: [slachtoffer]) werd
toegebracht en/of schade aan goederen is ontstaan;
(RVV90 15a lid 2)
art 5 Wegenverkeerswet 1994

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde en baseert zich daarbij op de getuigenverklaringen van onder meer [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] alsmede het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse. Deze getuigenverklaringen komen op wezenlijke punten met elkaar overeen en passen in de resultaten van de verkeersongevalsanalyse. Gelet op die bewijsmiddelen kunnen de verklaringen van verdachte die hij heeft afgelegd bij de politie en ter terechtzitting voor wat betreft de toedracht van het ongeval niet anders dan als onjuist worden bestempeld en dienen deze terzijde geschoven te worden. Aldus staat volgens de officier van justitie vast, dat verdachte op de Bosschendijk met de bromfiets op enig moment van het fietspad gelegen aan de rechterzijde van de rijweg is afgeweken en links om de aldaar ter plaatse aanwezige middengeleider heen is gereden, zodat hij de slagbomen op de spoorwegovergang kon ontwijken. Bij de spoorwegovergang leek hij aanvankelijk voornemens te stoppen maar gaf hij uiteindelijk vol gas om de spoorwegovergang over te gaan. Verdachte haalde de overkant echter niet op tijd waarop de bromfiets aan de achterzijde door de trein is geschept als gevolg waarvan de passagier van verdachte, [slachtoffer], is komen te overlijden. Onder verwijzing naar twee arresten van de Hoge Raad, bekend onder ECLI:NL:HR:2014:351 en ECLI:NL:HR:2014:470, concludeert de officier van justitie dat het verkeersgedrag van verdachte als roekeloos aangemerkt dient te worden. Aan het oversteken van de dichte spoorwegovergang zijn immers meerdere wilsbesluiten voorafgegaan, waarbij de licht- en geluidssignalen alsmede de dichte slagbomen door hem zijn genegeerd. Bovendien was verdachte ter plaatse bekend en had hij zich eerder die avond al verkeersgevaarlijk gedragen. Verdachte heeft blijkens zijn rijgedrag kennelijk welbewust niet op normale wijze aan het verkeer deel willen nemen en extreem grote risico’s genomen met zeer ernstige gevolgen als resultaat.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde maar niet in de zin van de schuldvorm roekeloosheid zoals door de officier van justitie is betoogd. Het daarvoor op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad vereiste buitengewoon onvoorzichtige gedrag waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, kan op grond van het onderhavige dossier niet worden bewezen. In dit verband dient de getuigenverklaring van [getuige 2] als onbetrouwbaar te worden aangemerkt en van het bewijs te worden uitgesloten. Deze strookt immers niet met de verklaring van [getuige 4] voor zover beide getuigen verklaren over de tijd die is verstreken tot het moment dat zij de scooter zagen aan komen rijden. Voorts wordt betwist dat het verdachte is geweest die door de politie eerder die avond op een scooter is gezien en gevaarlijk verkeersgedrag vertoonde. Verder wordt met betrekking tot de mate van schuld erop gewezen dat verdachte geen alcohol of middelen heeft gebruikt, de scooter geen gebreken vertoonde en verdachte niet met een te hoge snelheid heeft gereden. Ook regende het die avond en valt het niet uit te sluiten dat er sprake is geweest van een falende waarneming als gevolg van concentratieverlies door het gesprek dat verdachte voerde met zijn passagier. Niet is gebleken dat verdachte bewust de spoorwegovergang is opgereden. Hij heeft immers nog geremd en is nog uitgeweken. Op grond van het voorgaande kan volgens de verdediging slechts gekomen worden tot een aanmerkelijke verkeersfout.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vaststaat dat er op 2 november 2013 te Oudenbosch op de Bosschendijk ter hoogte van de aldaar in die weg gelegen spoorwegovergang een verkeersongeval heeft plaatsgevonden [2] . Bij dit ongeval waren verdachte en [slachtoffer] (verder: [slachtoffer]) betrokken. Verdachte reed daarbij als bestuurder op een bromfiets. Achterop de bromfiets zat [slachtoffer]. Ter hoogte van voornoemde spoorwegovergang zijn verdachte en [slachtoffer] met de bromfiets in aanrijding gekomen met een passerende reizigerstrein, genummerd 2660 [3] . Als gevolg van dit ongeval heeft [slachtoffer] zodanig letsel opgelopen dat hij is komen te overlijden [4] .
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier wettig en overtuigend bewijs voor de in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedragingen. Zij heeft daarbij acht geslagen op het volgende.
[getuige 1] is getuige geweest van het ongeval en heeft hierover verklaard dat hij als tweede personenauto voor de gesloten spoorwegovergang aan de Bosschendijk stond te wachten. Hij zag dat een bestuurder van een scooter met daar achterop een passagier, hem links voorbij reed. Hij zag dat de bestuurder van die scooter snelheid verminderde en nagenoeg stilstond en vervolgens links van de gesloten spoorwegovergang het spoor op reed om over te steken terwijl de slagbomen naar beneden waren. Op het moment dat getuige de trein van rechts zag komen, zag hij dat de bestuurder met passagier het spoor over wilde steken. De bestuurder was constant in beweging. [5]
Ook [getuige 4] is getuige geweest van het ongeval en heeft hierover verklaard dat hij op weg was naar het centrum van Oudenbosch en moest stoppen voor de spoorwegovergang omdat de spoorbomen naar beneden waren. Voor hem stond al een auto te wachten. Hij was nog aan het afremmen toen hij in een flits in zijn linkerooghoek een scooter de spoorwegovergang zag oversteken. De scooter kwam vanuit de tegenovergestelde richting en op de scooter zaten twee personen. Op het moment dat de scooter op de overgang was, zag hij de scooter nog wat uitwijken maar dat mocht niet meer baten. De scooter werd aan de achterkant geraakt door de trein. Hij zag dat de passagier met zijn hoofd tegen de trein klapte op het moment dat zij geraakt werden. Meteen na de aanrijding kwamen zij ten val. De passagier kwam tegen de verkeersheuvel terecht. [6]
Verder heeft getuige [getuige 3] verklaard dat hij met zijn auto voor de dichte spoorwegovergang stond. Hij zag dat de slagbomen dichtgingen en dat de rode lichten knipperden. Omdat hij het raam opendeed kon hij tevens goed horen dat de bellen van de overweg ook afgingen. Na, voor zijn gevoel, ongeveer 40 seconden wachten, zag hij een scooter aan komen rijden vanuit tegenovergestelde richting met daarop twee jongens. Ze kwamen aanrijden over de Bosschendijk via de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer. Vanaf de Bosschendijk gezien is alleen de rechterrijbaan voorzien van een slagboom. Deze is gesloten op het moment dat er treinverkeer passeert. Hij zag dat de bestuurder van de scooter de dichte spoorboom omzeilde door er links omheen te rijden, waarbij hij ook nog eens links om de verhoogde rijbaanafscheiding heen moest rijden. Hij zag dat de bestuurder helemaal niet naar links of rechts keek. [getuige 3] zag dat de trein eraan kwam en hij dacht nog “dat gaat hij niet halen”. Hij hoorde een harde knal. De scooter werd aan de rechterachterzijde geraakt en de passagier werd gelanceerd over de scooter in de richting van de auto van [getuige 3] [7] .
Uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse blijkt met betrekking tot de werking van de betreffende spoorwegovergang dat dit een automatische halve overweg beveiligingsinstallatie (verder: AHOB) betrof. De minimale aankondigingstijd van de overweg bedraagt 35 seconden. Het spoorwegbaanvak is onderverdeeld in geïsoleerde secties, welke elektrisch gescheiden zijn om de aanwezigheid van een spoorvoertuig binnen een bepaalde sectie te detecteren. De detectie wordt veroorzaakt door het kortsluiten van een spoorstroomloop binnen deze sectie. Een spoorwegbaanvak met daarin een overweg is op dat deel verdeeld in drie secties, te weten: de aankondigingssectie, de middensectie en de afkondigingssectie waarbij de overweg zelf in de middensectie is gelegen. Volgens de op deze AHOB overweg van toepassing zijnde werkingsprocedure gaat dit op de volgende wijze:
- De lampen beginnen te knipperen.
- Na vijf seconden beginnen de overwegbomen te dalen.
- Het dalen van de overwegbomen tot in hun gesloten positie duurt twaalf seconden.
- Nadat de overwegbomen gesloten zijn duurt het nog zeventien seconden voordat de trein de overweg (middensectie) passeert.
- Nadat het gehele spoorvoertuig de overweg (middensectie) is gepasseerd, gaan na zes seconden de overwegbomen weer open.
- De tijd tussen het moment van activeren van de overweg en het moment dat de trein zich op de overweg bevindt bedraagt daarom 35 seconden [8] .
Op grond van het technisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de overwegbomen niet waren beschadigd en er geen onregelmatigheden aan de overweg zijn geconstateerd. Indien de spoorwegbomen zijn gesloten, wordt de gehele rijbaan afgesloten en is het niet mogelijk hier langs of onderdoor te rijden. Om het kruisingsvlak op te kunnen rijden moet men links van de middengeleider, op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer, dit kruisingsvlak oprijden. Kennelijk heeft de bestuurder van de bromfiets de gesloten overwegbomen genegeerd en is via de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer de overweg opgereden. Op deze wijze was het mogelijk om, om de gesloten overwegboom heen te rijden. Vervolgens werd de bromfiets aan de achterzijde aangereden [9] .
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte getracht heeft de spoorwegovergang over te steken terwijl deze in werking was. Zo blijkt dat de spoorbomen reeds naar beneden waren en de geluids- en lichtsignalen in werking waren op het moment dat verdachte op de bromfiets met achterop [slachtoffer] de spoorwegovergang naderde. Meerdere auto’s stonden aan beide zijden van de spoorwegovergang te wachten. Verdachte heeft geen gevolg gegeven aan de waarschuwingssignalen en is de wachtende auto’s via de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer, links van de ter plaatse in de weg aangebrachte middengeleider, gepasseerd. Gelet op het feit dat het een AHOB betrof kon verdachte via die weghelft de spoorwegovergang oprijden hetgeen hij aldus moet hebben gedaan. Hierdoor is de bromfiets aan de achterzijde door de passerende reizigerstrein aangereden.
Schuldvorm
Vervolgens dient beoordeeld te worden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet en zo ja in welke vorm. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. Met betrekking tot de mate van schuld is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte moet worden aangemerkt als roekeloos, gelet op het volgende.
Verdachte reed over het fietspad aan de rechterzijde van de Bosschendijk richting de spoorwegovergang. Op enig moment is hij daarvan afgeweken. Vervolgens is hij links van de ter plaatse aanwezige middengeleider via de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer op de spoorwegovergang afgereden. Daar aangekomen is hij, de gesloten slagbomen omzeilend, schuin de spoorwegovergang overgestoken, waar op dat moment een trein passeerde. Daarbij heeft verdachte niet alleen de gesloten slagbomen, maar ook de licht- en geluidssignalen, die al in werking waren getreden voordat de slagbomen naar beneden gingen, genegeerd.
Uit de hiervoor geschetste feitelijke toedracht kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat verdachte welbewust is afgeweken van zijn rijroute op het fietspad met de enkele bedoeling om de spoorwegovergang, die voor hem door slagbomen was afgesloten of door dalende slagbomen op het punt stond te worden afgesloten, via een andere route, namelijk via de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer en daarmee de slagbomen omzeilend, alsnog over te steken. Immers, aan deze gedragingen liggen meerdere wilsbesluiten ten grondslag. De gedragingen zijn reeds vanuit hun aard niet te verklaren door een falende waarneming en/of concentratieverlies door miezerregen en het voeren van een gesprek. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt dan ook verworpen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het oversteken van een in werking zijnde spoorwegovergang levensgevaarlijk is en de gevaarsrisico’s extreem groot zijn. Het is immers vrijwel zeker dat een trein zal passeren bij een gesloten spoorwegovergang, terwijl de kans dat een trein tijdig kan afremmen of tot stilstand kan worden gebracht teneinde een aanrijding te voorkomen, vrijwel nihil is.
Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank sprake van buitensporig gevaarlijk gedrag van de verdachte waarbij hij welbewust onaanvaardbare risico’s heeft genomen, die zich bovendien verwezenlijkt hebben. Het primair ten laste gelegde in de zin van roekeloos verkeersgedrag is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij,op
of omstreeks02 november 2013, te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bromfiets, waarmede een passagier werd vervoerd
), daarmede rijdende over de
weg, de Bosschendijk (gezien in de richting van de St. Bernaertsstraat) en
gekomen ter hoogte van een, in die weg gelegen, spoorwegovergang,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos,
in elk geval in hoge, althans
aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of
ondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende en naderend voormelde spoorwegovergang
- geen gevolg te geven aan de, bij genoemde spoorwegovergang
geplaatste/aangebrachte,
in werking tredende, althansin werking getreden,
(
dalende/gedaalde) Automatische Halve Overwegboominstallatie
en
/of
-
geen acht te slaan op, althansgeen gevolg te geven aan, de bij genoemde
spoorwegovergang geplaatste/aangebrachte,
in werking tredende, althansin
werking getreden, in zijn, verdachte's, richting gekeerde en
/ofvoor hem,
verdachte, bestemde, optische- en
/ofakoestische beveiligingsinstallatie,
doch met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, gezien de
rijrichting, "links"
(langs de, in die weg aangebrachte, verhoogde
middengeleider
), via de weghelft van die weg, bestemd voor het hem, verdachte,
over die weg tegemoetkomende verkeer, om genoemde Overwegboominstallatie, die
spoorwegovergang is opgereden, op het moment dat een
(reizigers
)trein
(genummerd: 2660) die spoorwegovergang tot op (zeer) korte afstand was
genaderd en/of genoemde spoorwegovergang eveneens was opgereden,
(mede)ten gevolge waarvan die
(reizigers
)trein tegen het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (bromfiets) is gebotst
/gereden,
waardoor de door hem, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (bromfiets) vervoerde passagier
(genaamd: [slachtoffer]
)werd
gedood.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Niet is gebleken dat de verdachte daarmee in zijn belangen is geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert zij een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs reeds is kwijt geweest. De officier van justitie voert daartoe aan dat er sprake is van een buitengewoon ernstig feit waarvoor, gelet op de richtlijnen, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat verdachte zelf ook zichtbaar is aangegrepen door het ongeval alsmede het feit dat hij zijn hele leven met zich mee zal moeten dragen dat door zijn handelen zijn vriend om het leven is gekomen, ziet zij echter aanleiding om daarvan af te wijken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bepleit wordt aan verdachte een (deels voorwaardelijke) taakstraf op te leggen. Daarbij wordt niet alleen gewezen op de toepasselijke LOVS-richtlijnen in het geval van aanmerkelijke schuld maar ook op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo is verdachte een hardwerkende jongeman die nog bij zijn ouders inwoont en sinds een maand zijn studie heeft afgerond. Hij is voornemens om dit jaar te starten met een vervolgstudie op het HBO en werkt thans op oproepbasis voor een uitzendbureau in de nachtdienst. Verder heeft verdachte een blanco strafblad en wordt benadrukt dat het ongeval hem zeer heeft aangegrepen en hij tot op de dag van vandaag worstelt met zijn berouw. Gelet op het feit dat verdachte thans werkzaam is in nachtdiensten en hij daarvoor aangewezen is op zijn rijbewijs wordt verzocht aan hem geen ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 2 november 2013 te Oudenbosch een aan zijn schuld te wijten ongeval veroorzaakt door roekeloos rijgedrag. Zo heeft hij, terwijl hij over de Bosschendijk reed op een bromfiets met daar achterop zijn vriend [slachtoffer], geen gevolg gegeven aan de licht- en geluidssignalen die werden afgegeven bij de aldaar aanwezige en in werking getreden spoorwegovergang. Tevens heeft hij de slagbomen ontweken door de ter plaatse aanwezige middengeleider links, via de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer, te passeren. Vervolgens is verdachte ondanks alle waarschuwingssignalen de spoorwegovergang opgereden waardoor een aanrijding met een passerende trein ontstond als gevolg waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden. Verdachte heeft met dit roekeloze rijgedrag niet alleen zichzelf maar ook zijn passagier blootgesteld aan extreem groot levensgevaar, hetgeen zich in dit laatste geval ook heeft gerealiseerd. Hierdoor zien de nabestaanden van het dodelijke slachtoffer zich geconfronteerd met onuitwisbare gevolgen. Een jong leven is afgebroken.
Verdachte heeft zich door zijn roekeloze rijgedrag geen rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij als bestuurder van een motorvoertuig had ten opzichte van zijn passagier. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan levensgevaarlijk verkeersgedrag, hetgeen de rechtbank hem zeer aanrekent.
Bij het bepalen van de aard en de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie voor verkeersfeiten.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van
10 september 2014, dat over verdachte is opgesteld. Hierin komt naar voren dat er bij verdachte geen sprake is van problemen op een of meer leefgebieden. Hij lijkt zijn leven met een vrijwel afgeronde studie, een stage met zicht op een vaste aanstelling en een bijbaan in de avonduren goed op orde te hebben. Hij toont oprecht berouw. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Geadviseerd word aan verdachte een werkstraf op te leggen.
Ter zitting is de rechtbank voorts gebleken dat verdachte oprecht berouw toont en nog zeer veel verdriet heeft van het verlies van zijn vriend door zijn toedoen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Weliswaar rechtvaardigen de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar in de omstandigheden van het geval ziet de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken. Ondanks dat er sprake is van door verdachte welbewust genomen risico’s met zeer ernstige gevolgen als resultaat, komt het handelen van verdachte over als jeugdige onbezonnenheid waarbij door hem een (fatale) beslissing is genomen. De rechtbank realiseert zich dat verdachte, die niet eerder is veroordeeld, de rest van zijn leven geconfronteerd zal worden met de (gevolgen van de) aanrijding waarvoor hij verantwoordelijk is. Verdachte lijdt hier zichtbaar onder en heeft ter zitting ook oprecht spijt betuigd. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Alles afwegend is zij van oordeel dat aan verdachte een maximale taakstraf in de vorm van een werkstraf opgelegd dient te worden, te weten 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Daarnaast dient aan hem een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd te worden voor de duur van vijf maanden met een proeftijd van twee jaar, teneinde de ernst van het feit te benadrukken. Tot slot acht zij vanuit het oogpunt van normhandhaving een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden. Zij zal deze onvoorwaardelijk aan verdachte opleggen voor de duur van drie jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingenomen is geweest. Daarmee wordt tevens beoogd een signaal af te geven naar verdachte, de nabestaanden van het slachtoffer en de samenleving dat alertheid en voorzichtigheid in het verkeer te allen tijde geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerwet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van drie jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. Struijs, voorzitter, mr. Scheffers en mr. Hinfelaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 februari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de pagina’s van het dossier van de Regiopolitie Midden en West Brabant met registratienummer PL201B-2013218688, opgemaakt op 23 december 2013 en doorgenummerd van 1 t/m 100. Hierna te noemen het eindproces-verbaal.
2.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, eindproces-verbaal p. 4. Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, eindproces-verbaal p. 24.
3.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, eindproces-verbaal p. 4-6.
4.Het proces-verbaal overlijdensonderzoek en lijkschouw, eindproces-verbaal p. 68 en 69.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], eindproces-verbaal p. 78.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige[getuige 4], eindproces-verbaal p. 80.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], eindproces-verbaal p. 86.
8.Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, eindproces-verbaal p. 30.
9.Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, eindproces-verbaal p. 37.