In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2015 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van specifieke zorgkosten door een belanghebbende die een buddyteam heeft ingesteld voor de begeleiding van zijn echtgenote, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De belanghebbende had verzocht om aftrek van de kosten die hij maakte voor het buddyteam, dat zorg verleende die volgens hem door de verpleeginstelling niet werd geboden. De rechtbank oordeelde dat de uitgaven niet aftrekbaar zijn, omdat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat het buddyteam was ingesteld op voorschrift van een arts, wat een vereiste is voor aftrek onder de Wet inkomstenbelasting 2001.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in zijn aangifte voor het jaar 2012 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.759 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.022 had. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank volgde de inspecteur in zijn standpunt dat het bezwaar ontvankelijk was, ondanks dat het bezwaarschrift vóór de aanvang van de bezwaartermijn was ingediend.
De rechtbank concludeerde dat de activiteiten van het buddyteam niet kwalificeerden als 'geneeskundige hulp' in de zin van de wet, omdat er geen sprake was van een behandeling op voorschrift van een arts. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar heeft wel de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 500 en de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 490. De rechtbank heeft ook gelast dat de inspecteur het griffierecht van € 45 aan de belanghebbende vergoedt.