ECLI:NL:RBZWB:2015:6951

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
AWB - 13 _ 3952
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kansspelbelasting en economische eigendom van kansspelautomaten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan over de vraag of belanghebbende belastingplichtig was voor de kansspelbelasting over de maand juni 2012. Belanghebbende had een aangifte kansspelbelasting ingediend en daarop een bedrag van € 4.609 voldaan. De inspecteur van de Belastingdienst verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende de economische eigendom van kansspelautomaten had verkocht aan haar zustermaatschappij, de Ltd. Hierdoor was het recht om de automaten als eigenaar te exploiteren overgegaan op de Ltd, wat betekende dat alleen de Ltd de kansspelautomaten bedrijfsmatig kon gebruiken. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende geen kansspelbelasting verschuldigd was, omdat zij niet als exploitant van de kansspelautomaten kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verleende teruggaaf van het betaalde bedrag aan kansspelbelasting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 13/3952
Uitspraak van 21 oktober 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats X] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft een aangifte kansspelbelasting ingediend voor het tijdvak 1 juni 2012 tot en met 30 juni 2012 en daarop € 4.609 kansspelbelasting voldaan.
1.2.
Belanghebbende is tijdig in bezwaar gekomen tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft bij uitspraak van 14 juni 2013 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is daartegen tijdig in beroep gekomen bij de rechtbank. De griffier heeft daarbij van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft voor de enkelvoudige kamer plaatsgevonden op 10 januari 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [directeur 1] vergezeld van de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde B] verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] , en namens de inspecteur, [gemachtigden] . Het onderzoek is ter zitting geschorst voor een schriftelijke behandeling. Vervolgens heeft de enkelvoudige belastingkamer de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Met toestemming van beide partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Van alle na de zitting ingezonden stukken is een kopie aan de wederpartij gezonden. Ook een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is op 13 maart 2014 aan partijen verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel bestaan de ondernemingsactiviteiten van belanghebbende sinds [datum] 1990 uit de exploitatie van amusements- en speelautomaten en de groothandel in audio- en videoapparatuur. Belanghebbende is gevestigd op de [adres] . De enige aandeelhouder en bestuurder van belanghebbende is [directeur 1] (hierna: [directeur 1] ). [directeur 1] is tevens directeur / groot aandeelhouder van [Ltd] ., een zustervennootschap van belanghebbende (hierna: [Ltd] ), die op hetzelfde adres gevestigd is. De ondernemingsactiviteiten van [Ltd] bestaan uit de verhuur en exploitatie van gokautomaten en het leveren van muziekabonnementen.
2.2.
Belanghebbende (verkoper) heeft met [Ltd] (koper) een koopovereenkomst gesloten. De overeenkomst heeft als datum [datum] 2009 en is voor gezien ondertekend door een notaris op [datum] 2009. De koopovereenkomst vermeldt voor zover hier van belang het volgende:
“1.1. De verkoper verbindt zich het product, bekend onder de naam exploitatie, zijnde de totale exploitatie met bijbehorende automaten, inclusief de bestaande overeenkomsten, zoals bij beide partijen bekend, hierna nader aangeduid met het product, te leveren aan koper.
(…)
2.2.
De overdracht en levering van het product dient te geschieden op [datum] 2009.
(…)
3.1.
Verkoper is verplicht om het product op de hiervoor genoemde datum in eigendom over te dragen aan koper, inclusief toebehoren.
(…).”
2.3.
Op 5 juli 2012 heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde B] (hierna: [gemachtigde B] ) namens belanghebbende een aangifte kansspelbelasting ingediend voor het tijdvak 1 juni 2012 tot en met 30 juni 2012. Hierbij is een bedrag van € 4.609 aangegeven als te betalen kansspelbelasting. Op 31 juli 2012 heeft belanghebbende dit bedrag betaald. Belanghebbende heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft aan belanghebbende bericht dat de uitspraak op bezwaar zou worden aangehouden in verband met proefprocedures over de heffing van kansspelbelasting.
2.4.
Op 3 april 2013 is de belastingdienst bij belanghebbende en [Ltd] een boekenonderzoek gestart. Het onderzoek is op 3 april 2013 onderbroken voor het opvragen van stukken bij externe adviseur(s) van belanghebbende en [Ltd] . De gevraagde informatie is niet aangeleverd. Op 24 april 2013 heeft de controleur aangegeven het onderzoek te willen voortzetten.
2.5.
Per faxbericht van 2 mei 2013 heeft de advocaat van belanghebbende, [advocaat] , de inspecteur verzocht uitspraak te doen op het bezwaar. De inspecteur heeft dat in eerste instantie geweigerd in verband met het lopende onderzoek. Bij uitspraak op bezwaar van 14 juni 2013 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
2.6.
De inspecteur heeft bij brief van 4 februari 2014 de rechtbank om toestemming verzocht een onderzoek in te stellen bij belanghebbende naar de boekhoudkundige verwerking van de betrokken kansspelautomaten teneinde meer duidelijkheid over het geschilpunt te krijgen alsmede een beter zicht op de feiten. Bij deze brief heeft de inspecteur de rechtbank tevens verzocht de behandeling van de zaak uit te stellen. De rechtbank heeft hiermee ingestemd. Bij brief van 8 april 2014 heeft de inspecteur bericht dat het onderzoek niet had plaatsgevonden wegens gebrek aan medewerking van belanghebbende. Bij brief van 14 juli 2014 heeft de inspecteur aangegeven dat hij, om de voortgang van de procedure niet verder te vertragen, er in berust dat er geen nader boekenonderzoek komt.
2.7.
Tot de stukken behoren onder meer:
- een kopie van een pagina uit het grootboek van belanghebbende uit 2009 en wel van de rekening-courant met een debetboeking op 12-11-2009 van € 60.000 met als omschrijving ‘
[Ltd] overeenkomst’, een kopie van de memoriaalboeking van hetzelfde bedrag onder de post debiteuren/ [Ltd] overeenkomst en een kopie van het verkoopboek met hetzelfde bedrag.
- een kopie van een pagina uit het grootboek van [Ltd] uit 2011. Daarop staat vermeld een debetboeking per 1 januari 2011 van € 60.000 met als omschrijving: ‘
automaten/exploitatie en overeenko’.
- de aangiften vennootschapsbelasting (vpb) van belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2010 met het volgende overzicht van activa en omzet:
Activa
2008
2009
2010
Goodwill
3
2.6
2.2
Bedrijfsgebouwen
73.737
73.737
107.767
Machines/installaties
14.518
13.212
6.998
Inventaris
21.295
14.136
Auto's
347
15.424
Andere vaste bedrijfsmiddelen
11.119
Omzet
340.178
173.377
175.559
In de aangifte over 2009 is een post “
buitengewone baten” vermeld van € 63.369.
- de aangiften vpb van [Ltd] over 2009 en 2010. Daarin is een post “
immateriële activa” vermeld van € 58.000 (2009) en € 29.000 (2010) en een omzet van € 5.000 (2009) en € 73.868 (2010).
- een overzicht van de aangiften omzetbelasting van belanghebbende over 2009 en 2010. Daarin staat geen maandomzet van € 60.000 vermeld.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of belanghebbende in de maand juni 2012 belastingplichtig was voor de kansspelbelasting. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot een teruggaaf van € 4.609 kansspelbelasting.
3.4.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Wet op de Kansspelbelasting bepaalt (tekst 2012):
“Onder de naam ‘kansspelbelasting’ wordt een directe belasting geheven van degene die gelegenheid geeft tot deelname aan binnenlandse casinospelen alsmede de
exploitant van een in Nederland geplaatste fysieke speelautomaat, ingericht voor de beoefening van een kansspel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld
mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot
rechtstreekse of niet-rechtstreekse uitkering van prijzen, met inbegrip van extra speelduur
(kansspelautomatenspel);”
4.2.
Artikel 1, tweede lid van de Wet op de Kansspelbelasting bepaalt:
“Onder exploitant als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan degene die een
kansspelautomaat exploiteert in de zin van artikel 30h, tweede lid, van de Wet op de
kansspelen”.
4.3.
Artikel 30h, tweede lid van de Wet op de kansspelen bepaalt:
“Onder exploiteren wordt verstaan het bedrijfsmatig en als eigenaar gebruiken of aan een ander in gebruik geven van een of meer speelautomaten.”.
4.4.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is, of belanghebbende inderdaad in november 2009 de automaten heeft verkocht aan [Ltd] . De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met de door haar overgelegde stukken aannemelijk heeft gemaakt dat dat is gebeurd. De koopovereenkomst is notarieel bevestigd en de boekingen in het grootboek van zowel belanghebbende als [Ltd] , zo ook de vermelding van de buitengewone bate in de aangifte vpb van belanghebbende over 2009 en het verschijnen van de post immateriële activa op de balans van [Ltd] maken aannemelijk dat de koopovereenkomst daadwerkelijk is uitgevoerd.
4.5.
Tussen partijen is in geschil of alleen de economische eigendom van de automaten en de exploitatie is geleverd, of ook de juridische eigendom. De rechtbank heeft de inspecteur op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld daar nader onderzoek naar te doen. De inspecteur heeft dat uiteindelijk niet gedaan. Hij heeft wel gesteld, maar naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat alleen de economische eigendom is geleverd.
4.6.
Uit het bepaalde in artikel 30h, tweede lid van de Wet op de kansspelen volgt dat de exploitant degene is die de automaten
“bedrijfsmatig en als eigenaar gebruikt of aan een ander in gebruik geeft”. Nu bij de overdracht van de economische eigendom van de automaten ook het recht om deze als eigenaar te exploiteren is overgegaan op [Ltd] , kan alleen [Ltd] de kansspelautomaten bedrijfsmatig en als eigenaar gebruiken of aan een ander in gebruik geven en niet (meer) belanghebbende.
4.7.
Nu belanghebbende niet als exploitant van de kansspelautomaten is aan te merken, heeft zij ten onrechte kansspelbelasting voldaan over de maand juni 2012. Het gelijk is aan belanghebbende.
4.8.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 980 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1). Aan de voorwaarden van artikel 7:15 van de Awb voor een vergoeding van de kosten in de bezwaarfase is niet voldaan, zodat geen aanleiding bestaat de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • verleent teruggaaf van € 4.609 kansspelbelasting;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten tot een bedrag van € 980;
- draagt de inspecteur op het betaalde griffierecht van € 318 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 21 oktober 2015 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. W.A.P. van Roij, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. W.A. de Paepe, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.