In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, eigenaar van een vakantiepark met recreatiewoningen, en de heffingsambtenaar van de gemeente Loon op Zand. De rechtbank moest beoordelen of de recreatiewoningen op het vakantiepark als woningen konden worden aangemerkt in de zin van de Gemeentewet, en of de heffingsmaatstaf voor de aanslag gebruikersbelasting moest worden verminderd. De rechtbank oordeelde dat de recreatiewoningen feitelijk dienen tot woning, maar dat de waarde van deze woningen niet meer dan 70% van de totale waarde van het vakantiepark vertegenwoordigt. Hierdoor werd het vakantiepark niet in hoofdzaak als woning aangemerkt, wat leidde tot de conclusie dat de aanslag eigenarenbelasting terecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond voor de aanslag gebruikersbelasting, omdat de heffingsmaatstaf op grond van artikel 220e van de Gemeentewet moest worden verminderd. De rechtbank veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van de belanghebbende en gelastte de terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.