Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
mr. M.J.M Mies, griffier.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De belanghebbende, die de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt, ontving in dat jaar een eenmalige uitkering van zijn pensioen. De inspecteur had over deze uitkering premies volksverzekeringen geheven naar tijdsevenredigheid, wat de belanghebbende betwistte. Hij stelde dat het onredelijk was dat het volledige pensioenbedrag in 2012 werd belast, terwijl dit bedrag anders in maandelijkse termijnen zou zijn uitbetaald. De rechtbank oordeelde dat de regeling voor premieheffing niet in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat de belastingheffing niet leidde tot een buitensporige last voor de belanghebbende. Het beroep werd ongegrond verklaard.