Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
: “de aanspraak ingevolge een overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in art. 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet toezicht levensverzekeringsbedrijf op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden”. Genoemde tekst uit de Wet toezicht verzekeringsbedrijf luidde: “overeenkomsten van verzekering tot het doen van geldelijke uitkeringen in verband met het leven of de dood van de mens”. De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 oktober 1991, nr. 27215 (BNB 1992/5) beslist dat een overlijdensrisico van wezenlijke betekenis is vereist voor een lijfrente.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;