Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak gaat het om de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting die is opgelegd aan belanghebbende en zijn partner na de aankoop van een appartementsrecht. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 4 juni 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie. Belanghebbende en zijn partner hebben in 2008 een appartement gekocht, waarbij in de akte van levering werd vermeld dat er omzetbelasting verschuldigd was. De verkoper, [B BV], had geprocedeerd over de vraag of omzetbelasting verschuldigd was, en de Hoge Raad heeft uiteindelijk beslist dat dit niet het geval was. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de inspecteur de overdrachtsbelasting nageheven bij belanghebbende en zijn partner. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur op het oordeel van de Hoge Raad heeft mogen wachten en dat de naheffingsaanslagen niet te laat zijn opgelegd. Tevens werd geoordeeld dat de inspecteur niet in strijd met zijn geheimhoudingsplicht heeft gehandeld door belanghebbende niet eerder te informeren over de mogelijke verschuldigdheid van de overdrachtsbelasting. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de heffingsrente niet gematigd hoefde te worden. De rechtbank merkte op dat de vraag wie uiteindelijk de belasting en heffingsrente moet betalen een civielrechtelijke kwestie is, waarover de belastingrechter geen uitspraak kan doen.