ECLI:NL:RBZWB:2015:2869
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdelijk rijverbod en schending van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het opleggen van een tijdelijk rijverbod aan eiser, die in beroep was gegaan tegen het besluit van de politieambtenaar. Eiser betwistte de rechtmatigheid van het rijverbod, dat was opgelegd naar aanleiding van een ademanalyse waarbij een ademalcoholgehalte van 505 µg/l was vastgesteld. Eiser voerde aan dat de politieambtenaar niet bevoegd was om het rijverbod op te leggen en dat de ademanalyse onzorgvuldig was uitgevoerd. Tevens stelde hij dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn bezwaar mondeling toe te lichten, wat volgens hem een schending van de hoorplicht inhield.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het tijdelijk rijverbod inmiddels was geëindigd, maar dat eiser nog belang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit, mede vanwege de gevolgen voor de afhandeling van de aanrijding met zijn verzekeringsmaatschappij. De rechtbank oordeelde dat de politieambtenaar bevoegd was tot het opleggen van het rijverbod en dat de uitvoering van de ademanalyse correct was verlopen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de resultaten van het ademanalyseonderzoek.
Met betrekking tot de schending van de hoorplicht oordeelde de rechtbank dat, hoewel de hoorplicht was geschonden, dit gebrek niet leidde tot een schending van de belangen van eiser. Eiser had zijn bezwaren kunnen toelichten en de politieambtenaar had hierop gereageerd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarmee het bestreden besluit in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures, maar ook de mogelijkheid om gebreken te passeren als de belangen van de betrokkenen niet zijn geschaad.