Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
Stcrt.2011, 19798 vermeldde dienaangaande:
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2015 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, een onderneming die matrassen levert, had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur over de door haar voldane omzetbelasting over het tijdvak oktober 2011 tot en met december 2011. De inspecteur had de goedkeuring voor het toepassen van het verlaagde tarief op bepaalde matrassen ingetrokken, omdat deze niet als antidecubitusmatrassen konden worden gekwalificeerd volgens de Wet op de omzetbelasting 1968. De rechtbank oordeelde dat de matrassen, ondanks hun drukverlagende eigenschappen, niet voldoen aan de criteria voor antidecubitusmatrassen zoals vastgelegd in de wet en de parlementaire toelichting. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende terecht het normale tarief van 19% had toegepast op de levering van de matrassen en dat er geen aanleiding was voor teruggaaf van omzetbelasting. De rechtbank verwierp ook het beroep op het neutraliteitsbeginsel, omdat de matrassen niet als soortgelijke goederen konden worden beschouwd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.