Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- het bezwaar tegen de aan belanghebbende over het jaar 2008 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) (hierna: navorderingsaanslag 2008) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.546 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.87),
- het bezwaar tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2010 opgelegde aanslag IB/PVV (hierna: aanslag 2010) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.214 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.06), en
- het bezwaar tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslag IB/PVV (hierna: aanslag 2011) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.503 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.16.01).
1.Beslissing
2.Gronden
Ik kom gedeeltelijk tegemoet aan uw bezwaar”. De brief vermeldt niet tot welk belastbaar inkomen uit werk en woning noch tot welk bedrag aan IB/PVV deze heroverweging leidt. De brief bevat een zogenoemde rechtsmiddelenverwijzing.
De inspecteur heeft besloten gedeeltelijk aan uw bezwaar tegemoet te komen. Als gevolg hiervan is de aanslag verminderd met € 1.698. De motivering van de beslissing is u reeds afzonderlijk medegedeeld.” Op het biljet is verder een cijfermatige uitwerking te vinden van de beslissing op bezwaar, waaronder het nieuwe belastbaar inkomen uit werk en woning en het bedrag aan IB/PVV over het jaar 2009. Het biljet vermeldt verder onder meer onder het kopje ‘In beroep gaan’: “
Tegen deze uitspraak kunt u in beroep gaan. Vóór 20 maart 2014 moet uw beroepschrift ingediend zijn bij de rechtbank.”
Het bepaalde in art. 7:11, lid 2, Awb brengt mee dat indien de heroverweging op de grondslag van het bezwaar aanleiding geeft tot het herroepen van het besluit en een daartoe strekkende beslissing wordt genomen, voor zover nodig, gelijktijdig een nieuw besluit wordt genomen. In dit geval heeft de Inspecteur weliswaar gelijktijdig met de 'herroeping' van de aanslag enkele elementen van de aanslag herzien, maar hij heeft toen niet het bedrag van de belasting nader vastgesteld. Onder deze omstandigheid kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest door pas naar aanleiding van - en binnen zes weken na - de ontvangst door hem van de hiervoor in 3.1.2 vermelde kennisgeving in beroep te komen, zodat niet-ontvankelijkverklaring achterwege had moeten blijven.”
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;