Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 75.680, waarbij de belanghebbende een bedrag van € 23.500 had betaald aan de curator van zijn failliete vennootschappen. De rechtbank oordeelde dat deze betaling als privé-kosten moet worden aangemerkt en niet in aftrek kan worden gebracht. De belanghebbende had het bedrag betaald om persoonlijke aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschappen te vermijden, wat volgens de rechtbank niet leidt tot aftrekbaarheid van de kosten.
De rechtbank behandelde ook het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, waarbij hij stelde dat eerdere schikkingsbedragen in aftrek waren toegestaan. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur geen uitdrukkelijk standpunt had ingenomen over de aftrekbaarheid van de kosten in het verleden, waardoor de belanghebbende niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op eenzelfde behandeling in het onderhavige jaar. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de aanslag terecht was opgelegd. De proceskosten werden niet toegewezen, en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.