In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende had een auto, een Jeep Wrangler 2.8 CRD Rubicon, gekocht met een kilometerstand van 519 km, vier maanden na de eerste toelating tot de openbare weg. De rechtbank moest beoordelen of deze auto als 'nieuw' of 'gebruikt' moest worden aangemerkt voor de BPM-heffing. De inspecteur had de auto als 'nieuw' geclassificeerd, terwijl de belanghebbende stelde dat het een 'gebruikte' auto was.
De rechtbank oordeelde dat de auto, ondanks de lage kilometerstand, niet meer als nieuw kon worden beschouwd omdat er honderden kilometers mee gereden was zonder instemming van de belastingplichtige. De rechtbank stelde vast dat de handelswaarde van de auto niet aannemelijk was gemaakt door beide partijen en bepaalde deze in goede justitie op € 50.500. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en verlaagde de naheffingsaanslag tot € 7.091. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ter hoogte van € 1.460 en moest het griffierecht van € 328 worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van de bewijslast bij de classificatie van voertuigen voor de BPM-heffing en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, toegepast en de systematiek van de BPM-heffing toegelicht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.