In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2014, staat de toekenning van schadevergoeding en proceskostenvergoeding centraal. Belanghebbende, die is geïdentificeerd als houder van rekeningen bij KBL Luxemburg, heeft in de beroepsfase informatie over de rekening overgelegd. De inspecteur heeft daarop ambtshalve de aanslag vernietigd. De rechtbank oordeelt dat de echtgenoot van belanghebbende recht heeft op schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn van 100 maanden. Tevens wordt de proceskostenvergoeding aan de man toegekend.
De procedure begon met een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008, opgelegd door de inspecteur. Na een bezwaarprocedure, waarin de aanslag werd verminderd, heeft belanghebbende beroep ingesteld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en later hervat, waarbij ook getuigen zijn gehoord. Uiteindelijk heeft de rechtbank de uitspraak gedaan, waarbij de inspecteur werd gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de lange behandelingsduur van het bezwaar en beroep heeft geleid tot immateriële schade voor belanghebbende. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken met betrekking tot de echtgenoot van belanghebbende voor de hoogte van de schadevergoeding. De proceskostenvergoeding wordt ook toegekend, waarbij de rechtbank de samenhang met de zaken van de echtgenoot in overweging neemt. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.