ECLI:NL:RBZWB:2014:6231

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2014
Publicatiedatum
8 september 2014
Zaaknummer
AWB-13_126
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting en de vraag of een maatschap van gynaecologen een belaste dienst heeft verricht aan een ziekenhuis

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap van gynaecologen en de inspecteur van de Belastingdienst over de verschuldigdheid van omzetbelasting. De belanghebbende, een maatschap van gynaecologen werkzaam in een ziekenhuis, ontving een bedrag van € 37.500 uit het variabele deel van het honorarium voor medisch management. De rechtbank oordeelde dat over dit bedrag geen omzetbelasting verschuldigd was, omdat er geen sprake was van een belaste dienst aan het ziekenhuis. De maatschap had eerder € 5.700 aan omzetbelasting betaald over dit bedrag en maakte bezwaar tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur had het bezwaar afgewezen, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank onderzocht de afspraken tussen de maatschap en het ziekenhuis, die waren vastgelegd in een convenant en een model-toelatingsovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat de betalingen van het ziekenhuis aan de maatschap niet waren bedoeld als vergoeding voor een dienst aan het ziekenhuis, maar als onderdeel van de verdeling van het honorarium dat door zorgverzekeraars aan het ziekenhuis was betaald. De rechtbank stelde vast dat de werkzaamheden van de gynaecologen, waaronder medisch management, niet als een belaste dienst aan het ziekenhuis konden worden aangemerkt.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en verleende teruggaaf van de eerder betaalde omzetbelasting. De rechtbank veroordeelde de inspecteur ook in de proceskosten van de belanghebbende, die op € 1.704,50 werden vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van de belastingheffing in de zorgsector en de noodzaak om de aard van de verrichte diensten goed te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/126
uitspraak van 17 juli 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats A],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft over het eerste kwartaal 2012 aangifte omzetbelasting gedaan en op 16 april 2012 € 5.700 omzetbelasting op deze aangifte betaald. Bij brief van 19 april 2012, ter inspectie ontvangen op 24 april 2012, heeft zij bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft bij uitspraak van 22 december 2012 geen teruggaaf verleend.
1.2.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 7 januari 2013, ontvangen bij de rechtbank op 8 januari 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 310.
1.3.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.4.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2014 te Breda. Voor een overzicht van de daar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal dat op 12 februari 2014 aan partijen is gezonden. De pleitnota’s van partijen worden tot de gedingstukken gerekend.
1.5.
De rechtbank heeft de behandeling geschorst voor nadere informatie van partijen. Bij brief van 27 maart 2014 heeft belanghebbende, mede namens de inspecteur, nadere informatie verschaft. De inspecteur heeft daarop gereageerd bij brief van 16 mei 2014 en belanghebbende bij brief van 23 mei 2014.
1.6.
De tweede mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 juni 2014 te Breda. Voor een overzicht van de daar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal dat bij deze uitspraak is gevoegd. De door de inspecteur overgelegde pleitnota wordt tot de gedingstukken gerekend.
1.7.
De rechtbank heeft ter zitting de behandeling gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende is een maatschap van gynaecologen, werkzaam in het [ziekenhuis] (het ziekenhuis). De vennoten van de maatschap zijn medisch specialisten. Zij verrichten hun werkzaamheden in het ziekenhuis op grond van een overeenkomst die zij hebben gesloten met het ziekenhuis.
2.2.
Voor de totale zorg binnen het ziekenhuis ontvangt het ziekenhuis van de zorgverzekeraars een totaal budget, zijnde een verzameling van toe te kennen gelden. Dit budget is een plafond. Dit totaal budget bestaat uit:
1. een bekostigingsdeel: dit deel van het budget komt toe aan het ziekenhuis; en
2. een honorariumdeel: dit deel is bestemd voor de medici die als zelfstandige, al dan niet in maatschap of andere rechtsvorm, binnen het ziekenhuis medische handelingen verrichten.
Het totaal budget en de te onderscheiden delen komen tweeledig tot stand. In de eerste instantie voert het ziekenhuis tezamen met een vertegenwoordiging van de Stafmaatschap (de vrijgevestigde medisch specialisten) onderhandelingen met de Nederlandse Zorgautoriteit (de NZa). De NZa stelt per ziekenhuis een maximum budget vast. Daarbij wordt onder andere gebruik gemaakt van de cijfers over de aantallen behandelingen in de twee voorgaande jaren. Voor het ziekenhuis is het totaal budget voor 2012 (voorlopig) gesteld op circa € 368 miljoen. Daarvan is het honorariumdeel voor 2012 (voorlopig) gemaximeerd op € 64,4 miljoen.
Vervolgens voert het ziekenhuis, wederom tezamen met een vertegenwoordiging van de vrijgevestigde medisch specialisten, onderhandelingen met de verschillende zorgverzekeraars. Per zorgverzekeraar wordt een (voorlopig) budget afgesproken, ook weer in een bekostigingsdeel en een honorariumdeel.
Het honorariumdeel van € 64,4 miljoen is volledig bestemd voor alle medisch specialisten binnen het ziekenhuis (in totaal circa 250 specialisten). Hiervan is een bedrag van € 1,4 miljoen voorlopig gereserveerd ter dekking van eventuele overproductie die niet wordt vergoed door de zorgverzekeraars maar waarvoor het ziekenhuis wel kosten maakt omdat de zorgkosten doorlopen. Van het honorariumdeel dat overblijft, zijnde € 63 miljoen, worden allereerst de gezamenlijke kosten afgetrokken zoals secretariaat, aio’s en anio’s, diverse verzekeringen. De bijdrage uit opleidingsfondsen voor aio’s en anio’s komt het budget weer ten goede.
Hierna resteert een bedrag van circa € 58 miljoen, dat in beginsel aan de medisch specialisten zal worden uitgekeerd, waaronder belanghebbende. De € 58 miljoen wordt verdeeld tussen de specialistenmaatschappen op basis van kengetallen en ervaringscijfers afkomstig van LOGEX. LOGEX is een organisatie die meer dan 70 ziekenhuizen in Nederland voorziet van financiële en operationele sturingsinformatie/software en berekeningsmethoden. Per specialistenmaatschap vindt een toerekening plaats op basis van o.a. productieafspraken, de grootte van de maatschappen, de grootte van de afdeling, de grootte van de OK-faciliteiten en de complexiteit van de betreffende specialisme. Daarnaast kan ook een korting of aanvulling plaatsvinden op basis van landelijke gegevens.
Gedurende het jaar wordt 85% van het beschikbare budget maandelijks als voorschot aan de specialistenmaatschappen uitgekeerd, conform de bepaalde “LOGEX-toerekening”. Van de 15% (verder ook: het variabele deel) die nog niet wordt uitgekeerd, wordt een aantal bijzondere posten afgehaald, te weten;
  • Medisch management
  • Prenatale diagnostiek
  • Radiologie
  • Microbiologie.
Wat dan overblijft wordt achteraf via de “LOGEX-toerekening” verdeeld onder de specialistenmaatschappen. Daarbij vindt eerst nog een toerekening plaats op basis van parameters, zoals aantal fte’s, realisatie van productieafspraken en daadwerkelijk gebruik van assistenten, alsmede het behalen van doelstellingen op het gebied van bezetting, doorlooptijden en kwaliteitsverbeteringen. Een specialistenmaatschap die haar realisatie of afspraken niet behaalt, wordt gekort. Een specialistenmaatschap die haar realisatie en afspraken overtreft, wordt beloond.
2.3.
In een convenant gedateerd 31 mei 2011 zijn de afspraken vastgelegd tussen de Orde van Medisch Specialisten (OMS), de Nederlandse vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het convenant is getiteld “Bekostiging vrij gevestigde medisch specialisten transitie 2012-2014” (vindplaats op www.rijksoverheid.nl). Daarin staat over de betaling van het honorariumdeel dat de ziekenhuizen ontvangen het volgende:

6. (…) c. Het ziekenhuis ontvangt de betalingen voor de honoraria en draagt (…) de middelen (…) volledig af aan het collectief van vrij gevestigde medisch specialisten. (..) Bij de verdeelmaatstaven wordt ook een verdeling afgesproken tussen een regulier (vast) deel en een variabel – aan specifieke prestaties gekoppeld – deel. (…) Indien geen afspraken over de bandbreedte tot stand komen tussen de Raad van Bestuur en het collectief van medisch specialisten zal een verdeling gelden van 80% vast en 20% variabel. (…)
d. Hetvastedeel van dit bedrag wordt aangewend als reguliere vergoeding en wordt door het collectief verdeeld over de medisch specialisten conform het door het collectief en de Raad van Bestuur gezamenlijk vast te stellen verdeelmodel, leidend tot gelijke beloning bij gelijke werkbelasting en productiviteit. (…)
Hetvariabeledeel betreft afspraken met betrekking tot praktijkkosten, lokale speerpunten, kwaliteit, terugdringen niet noodzakelijke zorg, terugdringen praktijkvariatie, veiligheid, afspraken m.b.t. meer- en minderproductie, innovatie leidend tot margeverbetering, opleidingsactiviteiten en medisch leiderschap. (…) Het collectief kent op basis van de gemaakte afspraken het variabele deel van het budget aan de medisch specialisten toe. Voor het (deels) niet uitgekeerd variabel honorariumbudget wordt in overleg tussen de Raad van Bestuur en het collectief gezamenlijk een (honorarium)bestemming vastgesteld.”
2.4.
In een model-toelatingsovereenkomst die is opgesteld na onderhandelingen tussen de NVZ en de OMS is een kader vastgesteld voor afspraken tussen ziekenhuizen en medisch specialisten. Over de verdeling van het hiervoor vermelde “variabele deel” staat daarin het volgende (artikel 28):
“3.(…) b. Het variabele deel betreft afspraken met betrekking tot praktijkkosten, lokale speerpunten, kwaliteit, terugdringen niet noodzakelijke zorg, terugdringen praktijkvariatie, veiligheid, afspraken m.b.t. meer- en minderproductie, innovatie leidend tot margeverbetering, opleidingsactiviteiten en medisch leiderschap. (…) Het collectief kent op basis van de gemaakte afspraken het variabele deel van het budget aan de medisch specialisten toe. (…)”
2.5.
Een der specialisten van de maatschap heeft in 2012 deelgenomen aan de coördinatie en afstemming tussen de geledingen in het ziekenhuis. Dit totaal aan werkzaamheden is door partijen aangemerkt als “management”. De maatschap heeft daarvoor in het eerste kwartaal 2012 € 37.500 ontvangen uit het variabele deel van het honorarium. Belanghebbende heeft het bedrag als belaste omzet vermeld in de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012. Belanghebbende heeft ter zake geen factuur opgemaakt of uitgereikt.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of belanghebbende over het bedrag van € 37.500 omzetbelasting verschuldigd is.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij daar ter zitting aan hebben toegevoegd. Belanghebbende stelt dat geen sprake is van een belaste dienst. De inspecteur stelt dat belanghebbende een (belaste) dienst verricht jegens het ziekenhuis.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en teruggaaf van € 5.700. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij aannemelijk acht dat de in de overeenkomst tussen belanghebbende en het ziekenhuis gemaakte afspraken, waaronder de afspraken die hebben geleid tot de betaling van het bedrag van € 37.500 aan belanghebbende, zijn gebaseerd op het onder 2.3. vermelde convenant en overeenstemmen met hetgeen is vastgelegd in de onder 2.4. vermelde model-toelatingsovereenkomst. De wijze waarop binnen het ziekenhuis het honorariumdeel van de specialisten wordt verdeeld komt immers overeen met hetgeen staat in het convenant en in de model-toelatingsovereenkomst. De inspecteur heeft weliswaar in twijfel getrokken of in casu de afspraken gebaseerd zijn op de model-toelatingsovereenkomst maar – hoewel hij daartoe ruimschoots in de gelegenheid is geweest, mede door de schorsing van de mondelinge behandeling - geen gegevens aangedragen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat afwijkende afspraken zijn gemaakt.
4.2.
De rechtbank leidt uit de feiten af dat zowel het vaste als het variabele deel van het honorarium, dat door de zorgverzekeraars als vergoeding voor de diensten van de medisch specialisten aan het ziekenhuis wordt betaald, door die zorgverzekeraars is bedoeld als beloning voor de door de medisch specialisten verrichte diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de patiënten. Die diensten zijn vrijgesteld van omzetbelasting op grond van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, onder a. van de Wet op de omzetbelasting 1968.
4.3.
In het onderhavige geval wordt van het aan de medische specialisten toekomende honorarium een gedeelte afgesplitst, dat door het collectief van medisch specialisten over de individuele specialisten wordt verdeeld met inachtneming van bijzondere werkzaamheden die door een aantal specialisten zijn verricht, waaronder werkzaamheden die worden aangeduid als medisch management. De gedachte daarachter is klaarblijkelijk dat laatstbedoelde specialisten door die bijzondere werkzaamheden een gedeelte van het vaste deel van het honorarium mislopen.
4.4.
De onderhavige verdeling van het honorarium leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat bij verdeling van het variabele deel sprake is van vergoedingen voor andere diensten dan die waarvoor het honorarium door de zorgverzekeraars is betaald. Met name is, voor zover bij de verdeling van het variabele deel rekening wordt gehouden met medisch management, geen sprake van een dienst aan het ziekenhuis. De verdeling van het variabele deel is immers een zaak van het collectief van medische specialisten. Dat die verdeling gepaard gaat met betalingen van het ziekenhuis aan de desbetreffende medische specialist doet daaraan niet af, aangezien dat voortvloeit uit de afspraak dat het variabele deel van het honorarium op een geblokkeerde bankrekening van het ziekenhuis wordt aangehouden.
4.4.
Gelet op het vorenstaande is het bedrag van € 5.700 ten onrechte op aangifte voldaan en moet teruggaaf volgen. Het beroep is gegrond.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.704,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere zitting en 0,5 punt voor het verstrekken van nadere inlichtingen, met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1). Voor een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase bestaat geen grond, reeds omdat daar niet om is gevraagd voordat de uitspraak op bezwaar is gedaan.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • verleent teruggaaf van € 5.700 aan omzetbelasting;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.704,50;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 310 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2014 door mr. D.B. Bijl , voorzitter, mr.A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. drs. M.H. van Schaik, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. Wegens verhindering van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door de oudste rechter.
De griffier, De voorzitter, voor deze
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.