5.Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wob wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder ‘document’: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 4 van de Wob wordt, indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, de verzoeker zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit wordt gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
In artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, het niet aan een termijn gebonden is.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, én
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
In artikel 4:17, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom verbeurt voor elke dag dat het in gebreke is, doch ten hoogste 42 dagen.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de dwangsom de eerste veertien dagen
€ 20,00 per dag bedraagt, de daaropvolgende veertien dagen € 30,00 per dag en de overige dagen € 40,00 per dag.
In het derde lid van dit artikel is bepaald dat de eerste dag waarover de dwangsom is verschuldigd, de dag is waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking de dwangsom niet opschort.
In artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb is bepaald dat geen dwangsom is verschuldigd indien de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.
In artikel 4:18 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vaststelt binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.
Op grond van artikel 7:14 van de Awb zijn de artikelen 4:17 en 4:18 van de Awb ook van toepassing op besluiten op bezwaar.
Ingevolge artikel 8:55c van de Awb stelt de rechtbank, indien het beroep gegrond is, desgevraagd tevens de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom vast.
In artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is.