In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende had op 2 januari 2012 aangifte gedaan voor de BPM met betrekking tot de registratie van een uit het buitenland afkomstige Audi A4. Bij de aangifte had de belanghebbende gekozen voor de forfaitaire afschrijvingstabel, maar in bezwaar verzocht om toepassing van de koerslijst XRAY. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat de belanghebbende recht had op teruggaaf van BPM op basis van de koerslijst, omdat er geen andere gegevens waren gebruikt dan die in de aangifte waren vermeld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en verleende een teruggaaf van € 2.700.
Daarnaast oordeelde de rechtbank over de rentevergoeding op de teruggaaf. De rechtbank stelde vast dat de rente vergoed moest worden over de onverschuldigde betaling van de BPM vanaf 2 januari 2012. Ook werd er een schadevergoeding van € 243 toegekend aan de belanghebbende voor de gemaakte proceskosten in de bezwaarfase, omdat de nationale regeling niet voorzag in een passende schadevergoeding voor de kosten die de belanghebbende had gemaakt in verband met de strijdigheid van de nationale regelgeving met het Unierecht. De rechtbank veroordeelde de inspecteur tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.