4.10.Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat erflater ten tijde van zijn overlijden de volgende banden had met Nederland:
- Erflater was geboren in Nederland en had de Nederlandse nationaliteit;
- Erflater had twee zonen die in Nederland woonde, van wie met één in feite nimmer contact is geweest;
- Erflater hield drie bankrekeningen aan in Nederland met een gering tegoed;
- Erflater was bestuurslid van de stichting [Stichting] en had het plan om te investeren in een nieuw op te richten [bedrijf] in Nederland.
- In een Nederlands ziekenhuis is erflater overleden aan zijn hartkwaal.
Hiertegenover staat het volgende:
- Erflater was getrouwd met [J] en met haar woonde hij in de echtelijke woning in [plaats C], waarvan hij de eigendom had. Voorts bevonden de persoonlijke eigendommen van erflater zich in de echtelijke woning;
- Uit de door [V], [J], zwager [N] en [B] afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat erflaters sociale leven zich afspeelde op [eiland X]. Het was daar waar hij zijn vrienden had.
-Het overgrote deel van het vermogen van erflater bevond zich op [eiland X]. Daar hield hij bankrekeningen aan met aanzienlijke banktegoeden en had hij onroerend goed. Het is voorts daar waar de persoonlijke holding van erflater,[I Inc], was gevestigd.
-Erflater was op grond van de Consultancy agreement gehouden om nog intensief actief te blijven voor zijn voormalige bedrijf [H Inc] op [eiland X].
- [eiland X] was het land waar erflater aangifte inkomstenbelasting deed en ingeschreven stond in de registers. Voorts beschikte hij daar over een zogenoemde ‘green card’.
Deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het duurzame middelpunt van erflaters persoonlijke levensbelangen tot aan zijn overlijden enkel en alleen in [eiland X] lag. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur geen enkele concrete omstandigheid aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat erflater in de laatste fase van zijn leven in Nederland zou hebben gewoond. De inspecteur heeft zich enkel gebaseerd op subjectieve vermoedens en veronderstellingen zonder dat daar enige of voldoende basis voor was. Daar komt bij dat de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank een te eenzijdig beeld heeft geschetst van de situatie van erflater. De rechtbank acht dan ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de woonplaats van erflater op enig moment voorafgaand aan het overlijden is verlegd naar Nederland.