In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende, een V.O.F., en de ontvanger van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde over de aansprakelijkheid van belanghebbende voor onbetaalde loonbelastingschulden van een uitlener, [A BV], na deblokkering van de G-rekening. Belanghebbende stelde dat de deblokkering had geleid tot meer onbetaalde schulden, maar de rechtbank oordeelde dat de beschikbare gegevens onvoldoende waren om een geïndividualiseerde berekening te maken. De rechtbank achtte het geloofwaardig dat verhaal bij de bestuurder van [A BV] niet mogelijk was, en verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van de ontvanger en verminderde de aansprakelijkstelling tot € 7.526. Tevens werd de ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die op € 1.460 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L. Arts.