Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
“bijzondere omstandigheden”, zoals door het gerechtshof aangehaald in rechtsoverweging 4.32, zich thans in het onderhavige jaar voordoen. Daartoe stelt belanghebbende dat in het jaar 2010 duidelijk is geworden dat [C BV] de terugkoopclausule zal inroepen. Belanghebbende stelt daarbij verder dat dit betekent dat [C BV] in iedere geval mede-eigenaar wordt van de onverdeelde helft van het perceel. In dat geval moet belanghebbende bij contractonderhandelingen over de hernieuwde verkoop van het perceel ook met [C BV] om de tafel te gaan zitten. Dit zou een ondoenlijke situatie met zich meebrengen, zodat hij uiteindelijk gedwongen wordt om het gehele perceel terug te kopen. Gelet op de huidige waarde van de grond, naar belanghebbende stelt circa € 90 m2 per vierkante meter, zal hij uiteindelijk een aanzienlijk verlies lijden op de transactie. Reden waarom hij in het onderhavige jaar een voorziening kan vormen van in totaal € 895.452. Ter zitting heeft belanghebbende, in antwoord op vragen van de rechtbank daartoe, verklaard dat de gevormde voorziening in zijn visie enkel ziet op het 50%-deel van het perceel waarvoor belanghebbende een terugkooprecht heeft. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende in het onderhavige jaar in het geheel geen voorziening kan vormen. Aangaande de standpunten van partijen, overweegt de rechtbank het volgende.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;