In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen per 26 december 2012. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 12 november 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres ontving eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet en is per 29 december 2010 arbeidsongeschikt verklaard vanwege chronische bronchitis. Het UWV beëindigde haar ZW-uitkering per 1 november 2012, omdat zij geschikt werd geacht voor haar werk. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. Eiseres heeft vervolgens een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van de argumentatie dat zij niet voldeed aan de voorwaarde van 104 weken arbeidsongeschiktheid.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2013 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar gronden van beroep toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat het UWV niet voldoende zelfstandig heeft beoordeeld of eiseres de wachttijd van 104 weken heeft doorlopen. De rechtbank oordeelde dat het UWV zich enkel heeft gebaseerd op de hersteldverklaring van 1 november 2012, zonder een eigen beoordeling van de medische gegevens. Dit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 944,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 november 2013, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.