ECLI:NL:RBZWB:2013:7192

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2013
Publicatiedatum
3 oktober 2013
Zaaknummer
STR-13_700074
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar bedreiging met zwaard en bijl in Heinkenszand

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2013, staat de verdachte terecht voor bedreiging met een zwaard en vernieling van eigendommen van de benadeelde partij, [slachtoffer]. De feiten vonden plaats op 28 februari 2013 in Heinkenszand, waar de verdachte, gewapend met een zwaard, dreigende taal heeft geuit richting [slachtoffer] en schade heeft toegebracht aan diens eigendommen. De rechtbank heeft de zaak op 19 september 2013 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging twijfels heeft geuit over de toerekenbaarheid van de verdachte, die ten tijde van de feiten leed aan een psychotische episode.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de benadeelde partij in overweging genomen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij op het dak van de schuur van [slachtoffer] stond en met een zwaard heeft gezwaaid, maar ontkent [slachtoffer] te hebben bedreigd. De rechtbank oordeelt dat de bedreiging van zodanige aard was dat bij [slachtoffer] redelijke vrees kon ontstaan voor de uitvoering van het misdrijf. De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, maar zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging op grond van ontoerekeningsvatbaarheid, en hem plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en schorsing van het onderzoek bevolen, om nader deskundigenonderzoek te laten plaatsvinden naar de huidige toestand van de verdachte en de voortgang van zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700074-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1],
ter terechtzitting verschenen.
Raadsman mr. F.L.I. de Vleesschauwer, advocaat te Terneuzen,
ter terechtzitting van 19 september 2013 aanwezig.
Tevens zijn aanwezig de heer De Haan van Slachtofferhulp Nederland en de benadeelde partij [slachtoffer] met echtgenote en dochter.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 september 2013, waarbij de officier van justitie, mr. G.V. van der Hofstede, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De echtgenote van [slachtoffer] heeft van het spreekrecht gebruik gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 februari 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een
zwaard, althans een op een zwaard gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer]
getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je
dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 februari 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele,
opzettelijk en wederrechtelijk een dak van een schuur (behorende bij het [adres 2]
) en/of een voordeur (van het [adres 2]) en/of enige
rozenstruiken en/of een metalen boog (pergola) en/of een naambordje, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 februari 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, (een)
bijl en/of een zwaard, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie
IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 27 lid 1 Wet wapens en munitie.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
Er is geen reden tot schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij wijst op de aangifte van [slachtoffer], de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] en de foto’s die in het dossier zijn opgenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij een psychose had, dat hij met een zwaard over het dak van de schuur heeft gelopen en dat hij vernielingen bij aangever heeft aangericht. De officier van justitie acht ook bewezen dat verdachte daarbij de woorden ”ik steek je dood”, of woorden van gelijke strekking heeft gebruikt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit is de verdediging van mening dat niet tot een bewezenverklaring van dit feit kan worden gekomen . Wat verdachte op het dak heeft geroepen was niet specifiek aan [slachtoffer] gericht, maar aan niemand in het bijzonder. Over de feiten 2 en 3 heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Ter terechtzitting van 19 september 2013 heeft verdachte verklaard dat hij op 28 februari 2013 met een zwaard op het dak van de schuur van [slachtoffer] heeft gestaan en dat hij met het zwaard op de rand van het dak geslagen. Hij erkent iets geroepen of gezegd te hebben toen hij op het dak stond. Ook heeft hij verklaard dat hij vervolgens naar de voorzijde van de woning van [slachtoffer] is gegaan en dat hij met een bijl de ruit van de voordeur heeft ingeslagen en tegen het naambord heeft geslagen [2] . Verdachte heeft verklaard dat hij erg boos was op [slachtoffer]. Hij heeft [slachtoffer] gezien, maar hem niet met het zwaard bedreigd. Ook ontkent hij dat hij [slachtoffer] mondeling heeft bedreigd.
Deze verklaring van verdachte komt in grote lijnen overeen met hetgeen hij eerder bij de rechter-commissaris eerder heeft verklaard.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 28 februari 2013 aan de achterzijde van zijn woning lawaai hoorde. Hij is zijn achtertuin ingelopen en zag verdachte op het dak van zijn schuur. Hij zag dat verdachte een zwaard in zijn handen vast had. Hij hoorde dat verdachte liep te vloeken en te tieren. Nadat verdachte hem had opgemerkt maakte verdachte hem uit voor “kankernicht”. Ook hoorde hij verdachte zeggen dat hij hem met het zwaard zou doodsteken. Letterlijk zei hij; “Ik steek je dood”. Aangever verklaart dat de afstand tussen verdachte en [slachtoffer] op dat moment ongeveer vier meter bedroeg. [slachtoffer] zag verdachte vervolgens over de daken weggaan, waarbij hij meermalen met het zwaard op het golfplaten dak van zijn schuur sloeg. Het dak is hierdoor beschadigd geraakt. Vervolgens verscheen verdachte met een bijl aan de voorkant van zijn woning. Daar heeft verdachte met de bijl de ruit van de voordeur ingeslagen en het naambord en de rozenstruiken en pergola beschadigd [3] .
[getuige 1] heeft verklaard dat zij verdachte op 28 februari 2013 omstreeks 15.30 uur onder meer heeft horen brullen en roepen “ik zal je uitroeien, ik sla je neer”. Daarna zag [getuige 1] verdachte met een bijl uit zijn voordeur komen. [getuige 1] zag hoe verdachte met de bijl tegen de struiken in de voortuin van nummer 2 en nummer 4 sloeg. Zij is haar woning binnengegaan. Hierna hoorde zij verdachte onder andere zeggen: “Ik roei stuk voor stuk de hele familie uit, totdat er niemand meer overblijft, het waren niet meer als wormen” [4] .
[getuige 3] heeft verklaard te hebben gezien en gehoord dat verdachte over de daken van de schuurtjes liep en heel hard dreigende taal uitsloeg tegen de bewoners van Spreeuwehof nummer 2. Verdachte liep met een zwaard te zwaaien en heeft op het dak van de schuur staan “hakken”. [getuige 3] heeft verder gezien dat verdachte later gewapend met een bijl naar buiten kwam en met volle kracht met die bijl tegen de voordeur van Spreeuwehof nummer 2 heeft geslagen. Ook heeft hij verdachte diverse malen tegen de rozenpergola van de Spreeuwehof nummer 2 zien slaan [5] .
Het zwaard en de bijl die door verdachte op 28 februari 2013 zijn gebruikt, zijn inbeslaggenomen en onderzocht. Het zwaard en de bijl vallen onder artikel 2, categorie 4, sub 2 respectievelijk sub 7 van de Wet Wapens en Munitie [6] .
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling terzake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden.
Op basis van de verklaringen hiervoor genoemd staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte op 28 februari 2013 op het dak van de schuur van aangever [slachtoffer] heeft gestaan, dat hij hierbij een zwaard in zijn handen heeft gehad, dat hij hiermee heeft gezwaaid en het dak van de schuur heeft beschadigd en dat hij hierbij dreigende taal jegens [slachtoffer] heeft geuit, waar onder de woorden: “Ik steek je dood”. Ook staat vast dat hij vervolgens naar de voorzijde van de woning van [slachtoffer] is gegaan, waar hij met een bijl de ruit van de voordeur, het naamplaatje en de pergola van aangever [slachtoffer] heeft vernield en/of beschadigd.
Het verweer van de verdediging dat voor zover verdachte dreigende taal zou hebben geuit, dit niet jegens [slachtoffer] zou zijn gericht, wordt door de rechtbank verworpen als zijnde onaannemelijk en niet geloofwaardig, dit gelet op de hiervoor genoemde verklaringen van aangever en getuigen [getuige 1] en [getuige 3], mede in het licht van de verklaring van verdachte dat hij erg boos was op aangever [slachtoffer].
Onder de omstandigheden als hiervoor geschetst is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat verdachte het misdrijf waarmee hij hem bedreigde ook door verdachte zou worden gepleegd. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte tegenover de rechter-commissaris van 1 maart 2013 en ter terechtzitting;
  • de aangifte van [slachtoffer] van 28 februari 2013;
  • de verklaring van [getuige 1] van 28 februari 2013;
  • de verklaring van [getuige 2];
  • de verklaring van [getuige 3] met bijlagen;
Feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte tegenover de rechter-commissaris van 1 maart 2013 en ter terechtzitting;
  • de aangifte van [slachtoffer] van 28 februari 2013;
  • de verklaring van [getuige 3] met bijlagen;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2013;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2013;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2013;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2013.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(feit 1)
hijop
of omstreeks28 februari 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans
met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een
zwaard,
althans een op een zwaard gelijkend voorwerp,aan die [slachtoffer]
getoond en
/of(daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je
dood"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(feit 2)
hijop
of omstreeks28 februari 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele,
opzettelijk en wederrechtelijk een dak van een schuur (behorende bij het adres
Spreeuwehof 2) en
/ofeen voordeur (van het adres Spreeuwehof 2) en
/ofenige
rozenstruiken en
/ofeen metalen boog (pergola) en
/ofeen naambordje, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander
of anderendan aan verdachte, heeft vernield en
/of
beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
(feit 3)hijop
of omstreeks28 februari 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele,
(een
)
bijl en
/ofeen zwaard, zijnde
(een)voorwerp
(en
)als bedoeld in de categorie
IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De onvolledigheid van het onderzoek ter terechtzitting.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en verdachte met toepassing van artikel 37 van de wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Hierbij baseert de officier van justitie zich op het psychiatrisch en psychologisch onderzoek dat is verricht door psychiater J. Hoeree en klinisch psycholoog W.J.L Lander en waarover deze respectievelijk op 15 juli en 19 juli 2013 hebben gerapporteerd.
Beiden deskundigen komen tot het oordeel dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een acuut psychotische episode van een stoornis (schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. Beiden schatten zij verdachte in als volledig ontoerekeningsvatbaar met betrekking tot de ten laste gelegde feiten en adviseren zij verdachte met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Voor zover de rechtbank verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar zal achten met betrekking tot de ten laste gelegde feiten en dit aldus zal moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging, zal de rechtbank vervolgens moeten beoordelen of oplegging van een maatregel aan verdachte, gelet op het bewezen verklaarde en de persoon van verdachte op dit moment passend en geboden is.
De verdediging heeft in dit kader gewezen op het behandeltraject dat verdachte inmiddels enige tijd ondergaat in het kader van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (verder Bopz) en heeft bepleit dat wordt afgezien van oplegging van enige maatregel, teneinde dit traject niet te verstoren.
De rechtbank heeft kennis genomen van de beschikking van 14 maart 2013 van deze rechtbank waarbij verdachte, in het kader van de Bopz, op grond van een voorlopige machtiging tot verblijf voor de duur van zes maanden (tot 14 september 2013), in een psychiatrisch ziekenhuis is geplaatst. Ook heeft de rechtbank ter zitting kennis genomen van de beschikking van 29 augustus 2013 van deze rechtbank waarbij opnieuw op grond van de Bopz een voorwaardelijke machtiging tot verblijf is verleend, thans eindigend op 28 februari 2014. Uit deze beschikking blijkt dat in overleg met verdachte een behandelingsplan is opgesteld, dat er is bepaald dat verdachte zich onder behandeling dient te stellen, dat er afspraken zijn gemaakt met FACT-team Bevelanden en over de inname van medicatie.
In het kader van dit behandelplan woont verdachte sinds half augustus 2013 zelfstandig en alleen buiten het psychiatrisch ziekenhuis en ontvangt hij één à twee keer per week ambulante zorg.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat beide deskundigen gemotiveerd hebben geadviseerd tot plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis. Zij stelt tevens vast dat zich sedert dat advies ontwikkelingen hebben voorgedaan in de behandeling van verdachte zoals die hierboven zijn beschreven. Deze ontwikkelingen lopen niet parallel aan de adviezen van de deskundigen.
De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat nader onderzoek door de deskundigen plaatsvindt. Dit onderzoek dient zich te richten op de vraag of de beschreven ontwikkelingen aanleiding geven tot aanpassing van de schriftelijke adviezen van 15 en 19 juli 2013 tot plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis., De deskundigen dienen hiertoe deze ontwikkelingen en het behandelplan met verdachte en zijn behandelend psychiater te bespreken en in hun advies te betrekken.
De rechtbank zal de stukken in handen van de rechter-commissaris stellen opdat deze genoemd onderzoek doet uitvoeren.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en voor onbepaalde tijd schorsen.

6.De beslissing.

De rechtbank:
- heropent en schorst het onderzoek en beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum zal worden hervat;
- beveelt de oproeping van verdachte en de benadeelde partij tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat;
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, opdat deze het hierboven omschreven onderzoek uitvoert.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P. Geelhoed, voorzitter, mr. B.J. Duinhof en
mr. J.B. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 oktober 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en opgenomen in het dossier van Regiopolitie Zeeland, district Oosterscheldebekken, wijkteam Goes Centrum/West, registratienummer PL195A 2013013722 van 29 maart 2013.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 september 2013.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 28 februari 2013, proces-verbaalnummer PL1950 2013013746-1.
4.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], proces-verbaalnummer PL1950 2013013722-11.
5.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3], proces-verbaalnummer PL1950 2013013722-12.
6.Processen-verbaal van bevindingen, proces verbaalnummers PL195A 2013013722-17 en PL195A 2013013722-24.