ECLI:NL:RBZUT:2011:BT6115
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na onterecht geweigerde jachtvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 september 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Minister van Justitie (thans de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) over een verzoek om schadevergoeding. Eiser had schadevergoeding gevraagd in verband met de onterecht geweigerde jachtvergunning. De rechtbank oordeelde dat de gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking kwam, omdat eiser geen bewijs had geleverd van de geleden schade. Eiser had onder andere een schadepost van € 125,- ingediend voor de reparatie van wapens, maar kon geen factuur overleggen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had gesteld dat de schade niet kon worden vastgesteld.
Daarnaast had eiser kosten gemaakt voor reis- en parkeerkosten in verband met de procedure, maar de rechtbank oordeelde dat deze kosten niet vergoed konden worden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat een exclusieve regeling biedt voor proceskosten in bezwaar- en beroepsprocedures. Eiser had ook schade geclaimd voor het niet kunnen gebruiken van jachtgronden en voor de kosten van zijn jachthond, maar de rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband was tussen de geweigerde jachtakte en de gestelde schade.
Eiser had verder een claim van € 3000,- ingediend voor het niet ontvangen van inkomsten door het niet kunnen jagen met een mede-jager, maar ook hier ontbrak het aan bewijs. Tot slot had eiser immateriële schadevergoeding van € 9000,- geclaimd, maar de rechtbank oordeelde dat het geestelijk leed niet was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet met de nodige zorgvuldigheid was voorbereid, maar dat dit niet leidde tot een gegrond beroep. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.