ECLI:NL:RBZUT:2010:BN2862

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
112898 KG RK 10-420
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens te late indiening

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 26 juli 2010 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, ingediend tegen mr. [rechter]. Het wrakingsverzoek werd mondeling gedaan tijdens de terechtzitting op 12 mei 2010, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend. De wrakingsprocedure begon met het verzoek van verzoeker, die aanvoerde dat mr. [rechter] partijdig was en dat er geen bewijs was geleverd voor een bewering die door de rechter was gedaan. Verzoeker stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van een verbod om een school te betreden, en dat de rechter de zitting had voortgezet en uitspraak had gedaan, ondanks de wraking. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van jurisprudentie van de Hoge Raad. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek te laat was ingediend, omdat verzoeker dit pas deed nadat de rechter haar oordeel had uitgesproken. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 juli 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 112898 KG RK 10-420
Beslissing van 26 juli 2010 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. [rechter],
rechter in deze rechtbank.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
- het verzoek tot wraking, mondeling gedaan ter terechtzitting van 12 mei 2010, strekkende tot wraking van mr. [rechter];
- het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van
12 mei 2010, betreffende de behandeling van de zaken tegen verzoeker, bekend onder de parketnummers 06/960185-10 en 06/800093-09;
- de brief van verzoeker van 8 juni 2010, op 10 april ingekomen bij het Kabinet President;
- de schriftelijke reactie van mr. [rechter] van 8 juni 2010;
- het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van
26 juli 2010.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Verzoeker heeft mr. [rechter] ter openbare terechtzitting d.d. 12 mei 2010 mondeling gewraakt.
2.2. Bij brief van 8 juni 2010 heeft verzoeker, in aanvulling op zijn mondeling gedane wrakingsverzoek, aangevoerd dat mr. [rechter] partijdig is, omdat zij heeft gesteld dat verzoeker schriftelijk op de hoogte is gesteld van een verbod een school te betreden. Volgens verzoeker is voor deze stelling geen bewijs geleverd en heeft hij dit uitdrukkelijk ontkend. Tevens heeft verzoeker aangevoerd dat mr. [rechter], na de wraking, tegen alle regels in de rechtszitting voortgezet en uitspraak gedaan.
3. Standpunt van mr. [rechter]
Mr. [rechter] heeft bij schriftelijke reactie van 8 juni 2010 het verzoek tot wraking gemotiveerd weersproken. Op hetgeen zij heeft aangevoerd zal hierna nader worden teruggekomen.
4. Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
4.1. De wrakingskamer ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of [verzoeker] in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen.
4.2. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2010, LJN BJ9926, is een wrakingsverzoek tijdig gedaan indien het voorafgaand aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen en wel op zodanig tijdstip dat de betrokken rechter(s) daarvan redelijkerwijs nog kennis kon(den) nemen. Dit arrest is in lijn met de eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1998, LJN AD2977.
4.3. De wrakingskamer stelt, gelet op het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 12 mei 2010, vast dat het wrakingsverzoek van verzoeker is gedaan op een moment nadat mr. [rechter] het onderzoek ter terechtzitting had gesloten en reeds was begonnen met het uitspreken van haar oordeel. Verzoeker heeft pas nadat mr. [rechter] de uitspraak heeft gedaan dat hij zich schuldig had gemaakt aan het aan hem ten laste gelegde feit en dat hij hiervoor strafbaar was, zijn verzoek tot wraking ingediend. Dat verzoeker op de hoogte was dat er reeds begonnen was aan de uitspraak blijkt tevens uit zijn brief van 8 juni 2010. Blijkens deze brief maakt verzoeker immers bezwaar tegen een onderdeel van de door mr. [rechter] uitgesproken bewezenverklaring.
4.4. Het wrakingsverzoek is – gelet op het vorenstaande – dan ook te laat ingediend. Verzoeker zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.
4.5. De beslissing luidt daarom als volgt.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. [rechter].
Deze beslissing is gegeven door mr. A.B.A.P.M. Varenhorst, voorzitter, mrs. W.M. Eijkelestam en S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Demmers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2010.