ECLI:NL:RBZLY:2012:BV8501

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.662342-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en inbraken met DNA-bewijs in meerdere bedrijfsruimten

Op 9 maart 2012 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere inbraken en diefstallen. De tenlastelegging omvatte onder andere inbraken in een dierenartsenpraktijk, een casino en een bedrijfspand, waarbij de verdachte zich toegang verschafte door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er DNA-bewijs was dat de verdachte verbond aan de plaats delict. Dit DNA was aangetroffen op verschillende locaties, waaronder bloedsporen op een bureau en op de deur van een serverruimte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel had, was kleiner dan 1 op 1 miljard.

De verdachte ontkende betrokkenheid bij de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat het DNA-bewijs in combinatie met de aangiften van de benadeelden voldoende wettig en overtuigend bewijs vormde voor de bewezenverklaring van de inbraken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder een ramkraak, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend genoeg was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 weken, rekening houdend met de recidive van de verdachte en de schade die hij had veroorzaakt aan de slachtoffers. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de dierenartsenpraktijk en de vereniging die slachtoffer was van de inbraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.662342-11 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 09 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 09 augustus 2011. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2012 te Lelystad. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.P. van Dijken, advocaat te Amsterdam.
Het onderzoek ter terechtzitting is nadien heropend en heeft vervolgens plaatsgevonden op 24 februari 2012. Verdachte is niet verschenen. Ter terechtzitting is mr. T.P. van Dijken verschenen, die verklaarde uitdrukkelijk gemachtigd te zijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F.M. van Veghel en van de standpunten door de verdachte en zijn raadsman naar voren gebracht.
DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zaak 3
hij op of omstreeks 03 oktober 2010 te Amstelveen, althans in het arrondissement Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd dierenartsenpraktijk [slachtoffer 1]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een kluis (inhoudende onder meer een geldbedrag van ongeveer 800 Euro en/of een hoeveelheid postzegels en/of sleutels en/of een simkaart en/of een E-dentifier (ABN) en/of een kassalade met een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar slachtoffer 1] en/of dierenartsenpraktijk [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het vernielen (ingooien/in slaan) van een of meer ra(a)m(en) en/of (vervolgens) het los-/verbreken van voornoemde kluis, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
zaak 7
hij op of omstreeks 29 juli 2010 te Lelystad, althans in het arrondissement Zwolle (-Lelystad), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd het casino [slachtoffer 2]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 10.000 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een auto (met hoge snelheid) op/tegen (de pui/gevel en/of rolluik van) voornoemd pand te rijden (het zogenoemde "rammen") en/of (vervolgens) in dat casino/pand een of meerdere speelautomaten in te slaan en/of open te breken, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
zaak 13
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2010 tot en met 01 april 2010 te Aalsmeer, althans in het arrondissement Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd het bedrijf [slachtoffer 3]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een kluis (inhoudende diverse kentekenbewijzen en/of sleutels en/of jaarrekeningen en/of oprichtingsaktes en/of aandelenregisters), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[eigenaar slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het vernielen (ingooien/inslaan) van een of meer ra(a)m(en) en/of openbreken van een of meer deur(en) en/of (vervolgens) losbreken van voornoemde kluis, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
zaak 16
hij in of omstreeks de periode van 19 tot en met 20 november 2008 te Almere, in elk geval het arrondissement Zwolle(-Lelystad), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd de vereniging [slachtoffer 4]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een geldkist en/of een kluis en/of een geldbedrag van 10 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar slachtoffer 4] en/of vereniging [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het vernielen van een rolluik en/of het vernielen (ingooien/inslaan) van een of meer ra(a)m(en) en/of het openbreken en/of opentrappen van een of meer deur(en) en/of het vernielen en of openbreken van een of meer kast(en), in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
zaak 2
hij op of omstreeks 10 november 2010 te Meijel, gemeente Peel en Maas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd [slachtoffer 5]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 3982 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het ingooien/inslaan van een of meer ra(a)m(en) en/of (vervolgens) openbreken en/of (met een hakbijl, althans een soortgelijk voorwerp) een of meer speelautoma(a)t(en) in te slaan/open te breken, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
zaak 12
hij op of omstreeks 08 april 2010 te Almere, in elk geval in het arrondissement Zwolle (-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd het casino [slachtoffer 6]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer1300 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een auto (met hoge snelheid) op/tegen (de pui/gevel en/of (rol)luik van) voornoemd pand te rijden (het zogenoemde "rammen") en/of (vervolgens) meerdere speelautomaten in te slaan en/of open te breken, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
(voertuig zaak 7)
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 29 juli 2010 te Lelystad, althans het arrondissement Zwolle (-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de [adres] te Lelystad heeft weggenomen een personenauto, te weten een [auto], kenteken []), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking van het zonnedak en/of op/aan het contactslot van voornoemde auto en/of inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 juli 2010 te Lelystad, althans het arrondissement Zwolle (-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, te weten een [auto], kenteken []) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
8.
(voertuig zaak 12)
hij in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 maart 2010 te Almere, in elk geval in het arrondissement Zwolle(-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de [adres] te Almere heeft weggenomen een auto, te weten een [auto], kenteken []), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door voornoemde voertuig te starten middels een oliepeilstok, althans middel van een valse sleutel;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 april 2010 te Almere, in elk geval in het arrondissement Zwolle (-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, te weten een [auto], kenteken []) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
De volgende feiten kunnen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen.
Door de Bovenregionale Recherche Midden Nederland is medio maart 2011 een strafrechtelijk opsporingsonderzoek gestart naar een aantal vermogensdelicten in de vorm van bedrijfsinbraken, die qua modus operandi grote gelijkenis met elkaar vertonen en waarbij op en/of in de buurt van de plaats delict biologische sporen zijn aangetroffen.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Op 05 oktober 2010 wordt door [eigenaar slachtoffer 1] aangifte gedaan van inbraak gepleegd op 03 oktober 2010 in de Dierenartsenpraktijk [slachtoffer 1] gevestigd aan de [adres] in Amstelveen. De mede-eigenaar [] verklaarde dat aan de voorzijde van het pand twee ruiten vernield waren van de toegangsdeur. In het administratiekantoor lagen druppels bloed op de grond en op het bureau. Een kluis met daarin € 800, -, postzegels, sleutels, een simkaart, een E-dentifier van ABN-AMRO en een kassalade met kleingeld was van de muur losgebroken en weggenomen.
De bloedsporen op de grond en op het bureau zijn bemonsterd, veiliggesteld en voor onderzoek opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Uit het door het NFI ingestelde vergelijkende onderzoek bleek dat het DNA-spoor dat op de vloer aangetroffen werd, matchte met het DNA verkregen uit een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft, is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Verdachte is op 20 mei 2011 aangehouden. Hij ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 1. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2. en 7. ten laste gelegde
Op 29 juli 2010 wordt namens [slachtoffer 2] aangifte gedaan. De plaatsvervangend directeur [] verklaarde dat er op 29 juli 2010 rond 05:00 uur een alarmmelding was geweest. Eenmaal ter plaatse bleek aan de achterzijde van het casino een rolluik geforceerd te zijn, vermoedelijk met behulp van een auto. Bij het vernielde rolluik werden stukken glas en twee transparante kappen van een auto van het merk [auto] gevonden. In het casino waren meerdere gokkasten kapot geslagen en opengebroken. Uit de gokkasten was een geldbedrag tussen de € 5.000, - en € 10.000, - weggenomen.
Op de beschikbare camerabeelden viel te zien dat twee jongens van ongeveer 20 à 25 jaar de inbraak hadden gepleegd. Eén van deze jongens had een pet op en de andere jongen een capuchon van een jack. Beiden waren donker gekleed en hadden handschoenen aan.
Uit nader onderzoek bleek dat het rolluik aan de achterzijde van het casino geforceerd was met behulp van een [auto], kenteken []. Dit voertuig werd met behoorlijke schade aangetroffen op een parkeerplaats aan de [adres] in Lelystad. In de auto werden veertien muntstukken van € 2, - aangetroffen. In de nabijheid van de auto werden door getuige [] in haar vuilcontainer en in de groenvoorziening diverse (natte) kledingstukken gevonden.
Van de door getuige [] gevonden kledingstukken werden een jack, twee petjes en twee handschoenen bij het NFI aangeboden voor onderzoek. Er werden twee matches gevonden. Eén match met het DNA-profiel van verdachte en één match met het DNA-profiel van medeverdachte [].
Op 29 juli 2010 wordt door de heer [slachtoffer 7] aangifte gedaan van diefstal van zijn auto [auto], kenteken [].
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 2. en 7. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Op 02 april 2010 wordt namens het bedrijf [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een inbraak gepleegd tussen 31 maart 2010 17:30 uur en 01 april 2010 06:30 uur in Aalsmeer. De directeur [] verklaarde dat aan de voorzijde van het bedrijfspand een raam was ingeslagen. Vervolgens was in het pand de deur naar de serverruimte opengebroken en was de kluis met daarin kentekenbewijzen, sleutels, jaarrekeningen, oprichtingsaktes en aandelenregisters weggenomen.
Op het vernielde raam werd op de buitenzijde van het raamkozijn bloed aangetroffen. Tevens werd op de opengebroken deur naar de serverruimte bloed aangetroffen. Deze bloedsporen zijn bemonsterd, veiliggesteld en voor onderzoek opgestuurd naar het NFI. Uit het door het NFI ingestelde vergelijkend onderzoek bleek dat het DNA-spoor dat op de opengebroken deur naar de serverruimte werd aangetroffen, matchte met het DNA verkregen uit een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft, is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 3. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
Op 20 november 2008 wordt namens de [slachtoffer 4] aangifte gedaan van een inbraak gepleegd tussen 19 november 2008 08:00 uur en 20 november 2008 10:00 uur. De secretaris [] verklaarde dat het rolluik van het clubgebouw vernield was en er door het raam van de schuifpui trottoirtegels gegooid waren. Binnen in het gebouw was de deur van de multifunctionele ruimte ingetrapt. Uit deze ruimte zijn een geldkistje dat onder de balie in de keuken stond en een kassalade met daarin € 10, - weggenomen.
In het clubgebouw werden diverse bloedsporen aangetroffen. Het bloedspoor op de muur naast de ingang achter de balie en het bloedspoor op het werkblad van de balie zijn bemonsterd, veiliggesteld en ingestuurd naar het NFI voor onderzoek. Uit het door het NFI ingestelde vergelijkend onderzoek bleek dat het DNA-spoor dat op het werkblad van de balie werd aangetroffen, matchte met het DNA verkregen uit een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft, is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 4. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
Op 10 november 2010 wordt er door [] namens [slachtoffer 5] aangifte gedaan van een inbraak dezelfde dag gepleegd. De vestigingsmanager verklaarde dat hij door de alarmcentrale om 05:15 uur was gebeld dat er was ingebroken in het casino. Eenmaal ter plaatse bleek dat de ruit naast de ingang was vernield en in het casino meerdere gokkasten waren opengebroken. Een bedrag van € 3982, - aan muntgeld was weggenomen.
Om 05:38 uur werd een grijze [auto] komend uit de richting van Meijel gesignaleerd. De bestuurder reed na een stopteken met hoge snelheid weg, waarna de auto later verlaten werd aangetroffen, de autosleutel bevond zich er nog in. De auto met kenteken [] bleek op naam van verdachte te staan.
Verdachte heeft op 11 november 2010 aangifte gedaan van diefstal van zijn auto. Hij verklaarde dat zijn [auto] tussen 08 november 2010 en 10 november 2010 was weggenomen.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 5. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 6. en 8. ten laste gelegde
Op 08 april 2010 kregen verbalisanten de opdracht naar de [adres] in Almere-Haven te gaan, aldaar zou bij het casino [slachtoffer 6] een ‘ramkraak’ zijn gepleegd. Eenmaal ter plaatse zagen verbalisanten voor de hoofdingang een zwarte [auto], gekentekend [], met draaiende motor in de richting van de voorzijde van het casino staan.
In het casino zagen verbalisanten dat tegenover de kapot geslagen gokautomaten een rode metalen kloofbijl lag. Deze kloofbijl is in beslag genomen.
Verbalisanten [] en [] zijn op aanwijzing van de melder dat er drie personen weggerend waren in de richting van de [adres] de vermoedelijke vluchtroute gevolgd. Op deze vermoedelijke vluchtroute werden twee werkhandschoenen, een donkerkleurig vest/trainingsjack, een trainingsbroek en schoenen gevonden en in beslag genomen.
Op 08 april 2010 wordt namens [slachtoffer 6] aangifte gedaan. De bedrijfsleider [] verklaarde dat er afgelopen nacht ingebroken was in het [slachtoffer 6] casino in Almere. Met een [auto] was er tegen de voorzijde van het pand gereden, waardoor een rolluik kapot was gegaan. Daarnaast waren er ook ramen vernield. In het casino waren zes gokautomaten kapot geslagen en opengebroken en was er een geldbedrag van € 1300, - weggenomen. Op camerabeelden was te zien dat de inbraak door twee personen was gepleegd.
De in beslag genomen kledingstukken en kloofbijl werden bij het NFI aangeboden voor onderzoek. Er werden twee matches gevonden; één match met het DNA-profiel van verdachte en één met het DNA-profiel van medeverdachte [].
Op 11 maart 2010 heeft de heer [slachtoffer 8] aangifte gedaan van diefstal van zijn auto, een [auto], kenteken [].
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 6. en 8. ten laste gelegde.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 5.ten laste gelegde wordt vrijgesproken en zal worden veroordeeld ter zake het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7. primair en 8. primair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd –zoals vervat in het op schrift gestelde requisitoir– dat een bewezenverklaring met betrekking tot het
• onder 1. ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte van de dierenartspraktijk, het proces-verbaal van sporenonderzoek waaruit blijkt dat er een bloedspoor is aangetroffen op het bureau in de kantoorruimte en het DNA-rapport en het DNA-cluster waaruit blijkt dat er sprake is van een match met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie minder dan 1 op 1 miljard is;
• onder 2. en 7. primair ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens [slachtoffer 2], de aangifte van de heer [slachtoffer 7], het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de ramkraak is gepleegd met de [auto] die achtergelaten is aan de [adres], de verklaring van getuige [], de uitgelezen camerabeelden, de handschoen waarop DNA is aangetroffen van verdachte en de processen-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat het telefoonnummer [] toebehoort aan verdachte;
• onder 3. ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens het bedrijf [slachtoffer 3], het sporenonderzoek waarbij bloed is aangetroffen op het vernielde raam, het DNA-rapport en het DNA-cluster waaruit blijkt dat er sprake is van een match met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie minder dan 1 op 1 miljard is;
• onder 4. ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens de [slachtoffer 4], het sporenonderzoek waarbij bloed is aangetroffen op de balie in de keuken, het DNA-rapport en het DNA-cluster waaruit blijkt dat er sprake is van een match met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie minder is dan 1 op 1 miljard;
• onder 6. en 8. primair ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens [slachtoffer 6], de aangifte van de heer [slachtoffer 8], het aantreffen van de [auto] voor de ingang van het casino, de op de vluchtroute aangetroffen schoenen, het DNA-rapport en het aanvullende NFI rapport waaruit blijkt dat er in het aangetroffen mengprofiel reproduceerbare DNA kenmerken zitten die matchen met het DNA-profiel van verdachte. Met betrekking tot het onder 6. ten laste gelegde heeft de officier van justitie naast de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen aangevoerd dat de bewijsmiddelen voor de ramkraak op de [slachtoffer 2] in Lelystad kunnen dienen als steunbewijs.
Voorts heeft de officier van justitie met betrekking tot de aangetroffen bloedsporen geconcludeerd dat het arrest van het gerechtshof Leeuwarden (LJN BQ6234) in onderhavige zaak niet van doorslaggevend belang is. De bloedsporen die bij de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bedrijfsinbraken zijn gevonden, betreffen evidente dadersporen en moeten gezien worden in een reeks van gepleegde strafbare feiten.
Ten slotte heeft de officier van justitie voor wat betreft de door hem bewezen geachte feiten aangevoerd dat gelet op de jurisprudentie die voortvloeit uit Murray vs Verenigd Koninkrijk (EHRM 08 februari 1996, NJ 1996, 725) aan het zwijgen van verdachte gevolgen mogen worden verbonden voor het bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een algehele vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij –zoals vervat in de pleitnota– het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1, 3. en 4. ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat er geen soortgelijke modus operandi aangenomen kan worden en deze feiten zich derhalve niet lenen voor de aanname van schakelbewijs. Het bewijs dat bij deze ten laste gelegde feiten voorhanden is betreft DNA bewijs. Dit bewijs kan slechts fungeren als steunbewijs, hetgeen ook blijkt uit de heersende jurisprudentie van het gerechtshof Leeuwarden. Het gerechtshof Leeuwarden heeft op 26 mei 2011 bepaald dat het enkele aantreffen van een bloedspoor op de plaats delict onvoldoende is voor een bewezenverklaring nu er geen andere omstandigheden zijn die de verdachte verbinden aan het ten laste gelegde feit. Verdachte dient zodoende vrijgesproken te worden van het onder 1, 3. en 4. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2, 6, 7. en onder 8. ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat het bewijs enkel en alleen uit indirect bewijs bestaat. De DNA-sporen die zijn aangetroffen in een zwarte handschoen en een trainingsjack leveren een match op met het DNA van verdachte. Deze DNA-sporen zijn echter niet delictgerelateerd. Iedereen draagt zwarte handschoenen en uit de camerabeelden valt niet af te leiden dat de zwarte handschoen die gevonden is ten tijde van de ramkraak door de dader werd gedragen. Op het trainingsjack is een mengprofiel aangetroffen. Naast verdachte zijn minimaal twee andere personen donor geweest van dit profiel. Bovendien valt niet uit te sluiten dat iemand oude kleding van verdachte heeft weggegooid. Het overige bewijs dat in de richting van verdachte wijst, betreft de tip aan Omroep Flevoland en het telefoonnummer wat aan verdachte wordt toegeschreven. De tip aan Omroep Flevoland is discutabel. Gezien het korte tijdsbestek tussen de tip en het tijdstip van het delict en de daderwetenschap die naar voren komt, is het aannemelijk dat de tipgever zelf betrokken is geweest bij de ramkraak. Ten aanzien van het telefoonnummer heeft verdachte verklaard dat hij dit nummer heeft gebruikt maar niet ten tijde van de ramkraak. Uit het dossier valt niet vast te stellen dat verdachte ten tijde van de ramkraak de gebruiker was van het telefoonnummer [].
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat het enkele aantreffen van de auto van verdachte –waarvoor verdachte, gelet op de diefstal van zijn auto, een plausibele reden heeft – en het aantreffen van een trainingsbroek met daarop DNA van verdachte in de kofferbak van de auto onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1. ten laste gelegde bedrijfsinbraak wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding is vermeld, werd op 05 oktober 2010 door de heer [] aangifte gedaan van een inbraak gepleegd in de dierenartsenpraktijk [slachtoffer 1]. In het administratiekantoor werden bloeddruppels aangetroffen op de vloer en op het bureau. Deze bloedsporen zijn veiliggesteld en opgestuurd naar het NFI. Het bloedspoor dat werd aangetroffen op de vloer en het SIN nummer AADT3000NL heeft gekregen, matchte met het DNA verkregen uit een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel had, was kleiner dan 1 op 1 miljard.
De rechtbank overweegt dat DNA-onderzoek onder omstandigheden een grote mate van zekerheid biedt bij de identificatie van lichaamsmateriaal. Dat neemt niet weg dat een dergelijk onderzoek slechts een bepaalde kans oplevert. Hoe gering die kans vaak - zoals ook hier - is, zij doet zich voor en zij kan in bepaalde gevallen aanleiding zijn (nader) te onderzoeken of de identificatie die op grond van het resultaat van het DNA-onderzoek voor de hand ligt, gerechtvaardigd is. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de grootte van die kans, ligt het op de weg van de verdediging om gemotiveerd te stellen dat in het concrete geval die aanleiding bestaat.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die nopen tot nader onderzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank is het aantreffen van het bloed van verdachte op de vloer in het administratiekantoor in de dierenartsenpraktijk een duidelijk daderspoor. Een alternatief scenario voor het aantreffen van het bloed van verdachte op de plaats delict is in theorie denkbaar maar in het onderhavige geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Verdachte heeft immers ter terechtzitting van 14 februari 2012 verklaard niet te weten of hij in de dierenartsenpraktijk in Amstelveen is geweest. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij geen opheldering kon geven voor het aantreffen van –blijkens de DNA-match– zijn bloed.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de DNA-match in samenhang met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank verwerpt daarmee het beroep van de raadsman op het arrest van het gerechtshof Leeuwarden, gepubliceerd onder LJN BQ6234. Veeleer dan met dat arrest ziet de rechtbank in de onderhavige zaak een parallel met het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 4 mei 2011, gepubliceerd onder LJN BQ3529. In dit laatste arrest achtte het gerechtshof een DNA-match afkomstig van een speekselspoor achtergelaten op een fles op de plaats delict in combinatie met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs .
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat er een ander bloedspoor is aangetroffen
- waarvan niet is gebleken dat dit bloedspoor toebehoort aan een ander dan aan verdachte - onvoldoende is om vast te stellen dat er sprake is geweest van het tezamen en in vereniging plegen. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Het onder 2. en 7. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2. ten laste gelegde inbraak in de [slachtoffer 2] en de onder 7. primair ten laste gelegde diefstal van de [auto] en de subsidiair ten laste gelegde opzetheling van de [auto] niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
DNA match
De rechtbank heeft aan de hand van het dossier vastgesteld dat de ramkraak op de [slachtoffer 2] in Lelystad op 29 juli 2010 is gepleegd met behulp van de op 29 juli 2010 gestolen [auto] van de heer slachtoffer 7]. Deze gestolen [auto] is na de inbraak in het casino teruggevonden aan de [adres] in Lelystad. In de nabijheid van voornoemde auto zijn door getuige [] diverse kledingstukken aangetroffen in haar vuilcontainer en in de omliggende groenvoorziening. Enkele kledingstukken zijn bij het NFI aangeboden voor nader onderzoek. Uit dit onderzoek bleek dat op een rechterhandschoen DNA zat van verdachte. Het aangetroffen spoor is niet aangemerkt als een mengprofiel. De kans dat een willekeurig ander persoon hetzelfde DNA-profiel had, was kleiner dan 1 op 1 miljard.
De rechtbank overweegt dat aan de hand van het hiervoor overwogene slechts valt vast te stellen dat verdachte de rechterhandschoen op enigerlei tijdstip heeft gedragen. Met deze DNA match is verdachte echter niet in verband te brengen met de plaats delict, zijnde het casino [slachtoffer 2] in Lelystad en de daar gepleegde inbraak.
Telefoonnummer []
De officier van justitie heeft als extra bewijsmiddel gewezen op het telefoonnummer
[] dat in de nacht van de ramkraak meerdere malen contact heeft gehad met het telefoonnummer [] dat in gebruik was bij medeverdachte []. Tevens zou het telefoonnummer [] uitgepeild zijn op de plaats delict. Dit telefoonnummer zou ten tijde van de gepleegde inbraak in gebruik zijn geweest bij verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat aan de hand van het dossier niet is vast te stellen dat dit telefoonnummer op 29 juli 2010 werd gebruikt door verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 februari 2012 verklaard dat hij dit telefoonnummer na mei 2010 niet meer heeft gebruikt. Uit de stukken blijkt dat het telefoonnummer op 29 mei 2010 nog in gebruik was bij verdachte. Verdachte heeft op die datum bij [] opgegeven dat hij op het telefoonnummer [] bereikbaar was. Door [] wordt vervolgens gemeld dat zij op 08 juli 2010 ingebeld heeft met voornoemd telefoonnummer maar onduidelijk is of er daadwerkelijk contact is geweest met verdachte. Evenmin blijkt dat verdachte na 29 mei 2010 nog gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer zodat de verklaring van verdachte dat hij het telefoonnummer na mei 2010 niet heeft gebruikt niet onaannemelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele aantreffen van een DNA-spoor van verdachte op een rechterhandschoen, gevonden in de nabijheid van de auto die gebruikt is bij de ramkraak op de [slachtoffer 2] in Lelystad, onvoldoende is om het onder 2. ten laste gelegde bewezen te verklaren. De rechtbank zal derhalve verdachte van het onder 2. ten laste gelegde vrijspreken.
Nu verdachte vrijgesproken dient te worden van de ramkraak gepleegd op de [slachtoffer2] in Lelystad, is er ook onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van de onder 7. ten laste gelegde diefstal dan wel opzetheling van de [auto] die bij voornoemde ramkraak is gebruikt. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 7. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3. en 4. ten laste gelegde bedrijfsinbraken wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding is vermeld, werd op 02 april 2010 door de heer []aangifte gedaan van een inbraak gepleegd in het bedrijf [slachtoffer 3], gevestigd aan de [adres] in Aalsmeer. In het bedrijfspand werd bloed aangetroffen op het raamkozijn van het vernielde raam en op de opengebroken deur naar de serverruimte, waar de kluis is weggenomen. Deze bloedsporen zijn veiliggesteld en opgestuurd naar het NFI. Het bloedspoor dat werd aangetroffen op de deur naar de serverruimte en het SIN nummer AABT6719NL heeft gekregen, matchte met het DNA verkregen uit een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte. De kans dat een willekeurig ander persoon hetzelfde DNA-profiel had, was kleiner dan 1 op 1 miljard.
Op 20 november 2008 werd door [] in zijn functie van secretaris namens de [slachtoffer 4] aangifte gedaan van een inbraak. In het clubgebouw, gevestigd aan de [adres] in Almere, werd bloed aangetroffen op de muur en op de balie in de multifunctionele ruimte. Deze bloedsporen zijn veiliggesteld en opgestuurd naar het NFI. Het bloedspoor wat werd aangetroffen op het werkblad van de balie en het SIN nummer AAAN1568NL heeft gekregen, matchte met het DNA verkregen uit een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte. De kans dat een willekeurig ander persoon hetzelfde DNA-profiel had, was kleiner dan 1 op 1 miljard.
De rechtbank overweegt dat DNA-onderzoek onder omstandigheden een grote mate van zekerheid biedt bij de identificatie van lichaamsmateriaal. Dat neemt niet weg dat een dergelijk onderzoek slechts een bepaalde kans oplevert. Hoe gering die kans vaak - zoals ook hier - is, zij doet zich voor en zij kan in bepaalde gevallen aanleiding zijn (nader) te onderzoeken of de identificatie die op grond van het resultaat van het DNA-onderzoek voor de hand ligt, gerechtvaardigd is. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval waaronder de grootte van die kans ligt het op de weg van de verdediging om gemotiveerd te stellen dat in het concrete geval die aanleiding bestaat.
De rechtbank merkt op dat de verdediging geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die nopen tot nader onderzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aangetroffen bloedsporen van verdachte op de opengebroken deur naar de serverruimte, waar de ontvreemde kluis van [slachtoffer 3]stond en op het werkblad van de balie in de multifunctionele ruimte van de [slachtoffer 4] duidelijke dadersporen. Een alternatief scenario voor het aantreffen van het bloed van verdachte op de plaats delict is in theorie denkbaar maar in het onderhavige geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Verdachte heeft immers ter terechtzitting van 14 februari 2012 verklaard niet te weten of hij in het bedrijf [slachtoffer 3] is geweest en niet te weten hoe –blijkens de DNA-match- zijn bloed daar terecht is gekomen. Ten aanzien van het aangetroffen bloed van verdachte op het werkblad op de balie van de [slachtoffer 4] heeft verdachte verklaard dat hij het niet onmogelijk acht dat zijn bloed daar terecht is gekomen. De rechtbank stelt in deze vast dat verdachte slechts gesteld heeft dat het niet onmogelijk is dat zijn bloed daar terecht is gekomen maar dat geenszins is gebleken van enige aannemelijke verklaring hoe, wanneer en onder welke omstandigheden zijn bloed daar terecht is gekomen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de DNA-match in samenhang met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van het onder 3. en 4. ten laste gelegde te komen. De rechtbank verwerpt daarmee het beroep van de raadsman op het arrest van het gerechtshof Leeuwarden, gepubliceerd onder LJN BQ6234. Veeleer dan met dat arrest ziet de rechtbank in de onderhavige zaak een parallel met het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 04 mei 2011, gepubliceerd onder LJN BQ3529. In dit laatste arrest achtte het gerechtshof een DNA-match afkomstig van een speekselspoor achtergelaten op een fles op de plaats delict in combinatie met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat er in het bedrijfspand aan de [adres] in Aalsmeer en in het clubgebouw aan de [adres] in Almere andere bloedsporen zijn aangetroffen - waarvan niet is gebleken dat deze bloedsporen toebehoren aan een ander dan aan verdachte - onvoldoende is om vast te stellen dat er sprake is geweest van het tezamen en in vereniging plegen. De rechtbank zal derhalve verdachte partieel vrijspreken van het onder 3. en 4. ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak gepleegd op 10 november 2010 in het casino in Meijel.
Zij overweegt daartoe dat de [auto] met kenteken []die bij de inbraak op [slachtoffer 5] in Meijel betrokken is geweest op naam van verdachte staat. Verdachte heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn auto. Zijn auto zou tussen 08 november 2010 en 10 november 2010 weggenomen zijn. Uiteindelijk wordt in de inbeslaggenomen auto de buit van het casino, kleding –blijkens een DNA-match – van verdachte en afgebroken stukken spaanplaat afkomstig uit het casino aangetroffen.
Dat op de in de auto gevonden trainingsbroek DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen, is voor het bewijs in deze zaak niet van doorslaggevende betekenis, nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat die betreffende broek ten tijde van de inbraak door één van de daders is gedragen noch blijkt anderszins dat verdachte op 10 november 2010 bij de inbraak in [slachtoffer 5] betrokken was.
Ten aanzien van het onder 6. en 8. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 6. ten laste gelegde inbraak in het [slachtoffer 6] casino en de onder 8. primair ten laste gelegde diefstal van de [auto] en de subsidiair ten laste gelegde opzetheling van de [auto] niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
DNA match
De rechtbank heeft aan de hand van het dossier vastgesteld dat de ramkraak op het [slachtoffer 6] casino in Almere op 08 april 2010 is gepleegd met behulp van de op 11 maart 2010 gestolen [auto] van de heer [slachtoffer 8]. De gestolen [auto] stond na de ramkraak met draaiende motor voor de hoofdingang van het casino. Op aanwijzen van de melder hebben verbalisanten de vermoedelijke vluchtroute gevolgd en enkele kledingstukken gevonden. Deze kledingstukken waren droog terwijl het al enkele uren regende. Hierdoor vermoedden de verbalisanten dat deze kledingstukken toebehoorden aan de daders van de ramkraak en hebben zij de kledingstukken in beslag genomen en bij het NFI aangeboden voor nader onderzoek. Uit dit onderzoek bleek dat op een schoen DNA zat van verdachte. Het aangetroffen spoor betreft een mengprofiel, waarvan het NFI heeft vastgesteld dat verdachte de prominente donor kan zijn van.
De rechtbank overweegt dat aan de hand van het hiervoor overwogene slechts valt vast te stellen dat verdachte de schoen mogelijk heeft gedragen. Met deze DNA-match is verdachte echter niet in verband te brengen met de plaats delict, zijnde het [slachtoffer 6] casino in Almere en de daar gepleegde ramkraak. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 6. ten laste gelegde.
Nu er onvoldoende bewijs voor handen is dat verdachte betrokken is geweest bij de op 08 april 2010 gepleegde ramkraak op het [slachtoffer 6] casino dient verdachte ook vrijgesproken te worden van de onder 8. primair en subsidiair ten laste gelegde diefstal dan wel opzetheling van de [auto] van de heer [slachtoffer 8].
DE BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
1.
zaak 3
op 03 oktober 2010 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd dierenartsenpraktijk [slachtoffer 1], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een kluis inhoudende onder meer een geldbedrag van ongeveer 800 Euro en een hoeveelheid postzegels en sleutels en een simkaart en een E-dentifier ABN en een kassalade met een hoeveelheid geld, toebehorende aan [eigenaar slachtoffer 1] en/of dierenartsenpraktijk [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het vernielen (ingooien/inslaan) van ramen en vervolgens het los-/verbreken van voornoemde kluis.
3.
zaak 13
in de periode van 31 maart 2010 tot en met 01 april 2010 te Aalsmeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd het bedrijf [slachtoffer 3], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een kluis inhoudende diverse kentekenbewijzen en sleutels en jaarrekeningen en oprichtingsaktes en aandelenregisters, toebehorende aan [eigenaar slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door het vernielen ingooien/inslaan van een raam en openbreken van een deur.
4.
zaak 16
in de periode van 19 tot en met 20 november 2008 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd de vereniging [slachtoffer 4], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een geldkist en een geldbedrag van 10 Euro, toebehorende aan vereniging [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door het vernielen ingooien/inslaan van een raam en het openbreken van een deur.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE KWALIFICATIE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op:
Onder 1 en 4, telkens:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Onder 3;
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
DE STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
DE STRAFOPLEGGING
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de schade die verdachte met zijn handelen in korte tijd heeft aangericht gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen verklaarde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar met aftrek van het voorarrest. Hierbij heeft de officier van justitie conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Strafrechtvoorzitters (LOVS) per bewezen verklaarde ‘ramkraak’ een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden en per bewezen verklaarde bedrijfsinbraak en autodiefstal een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden respectievelijk 2 (twee) maanden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een algehele vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit en zodoende niets aangaande de strafoplegging betoogd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie bedrijfsinbraken. Het spreekt voor zich dat de door deze feiten ontstane materiële schade groot is geweest. Niet alleen werden uit die bedrijfspanden goederen weggenomen, maar daarbij werden die bedrijfspanden zelf ook beschadigd. Dit heeft voor de slachtoffers tot gevolg gehad dat zij van deze feiten veel ongemak hebben ondervonden. De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). Het oriëntatiepunt voor een inbraak in een bedrijfspand bedraagt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken of een taakstraf voor de duur van 80 uren. Indien er sprake is van recidive is, wordt de onvoorwaardelijke gevangenisstraf met 4 weken verhoogd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 10 november 2011, het oriëntatiepunt dat toeziet op recidive van toepassing is. Verdachte is immers op 04 mei 2009 nog veroordeeld voor een bedrijfsinbraak gepleegd in Almere en de feiten 1 en 3 zijn nadien gepleegd.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf ten aanzien van de feiten 1 en 3 rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de hiervoor op 04 mei 2009 genoemde veroordeling.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd.
HET BESLAG
De officier van justitie heeft gevorderd de op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 10 februari 2012 de voorwerpen genoemd onder de nummers 1, 9, 13 en 14 aan het verkeer te onttrekken, de voorwerpen genoemd onder de nummers 12, 19 en 20 te bewaren ten behoeve van de rechthebbende en de voorwerpen genoemd onder de overige nummers te retourneren aan verdachte.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen gerefereerd.
De rechtbank heeft met betrekking tot de rode kloofbijl genoemd onder nummer 1 op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen”, het stuk gereedschap genoemd onder nummer 9 en de hamer en de moker genoemd onder de nummers 13 en 14 al een beslissing genomen in de zaak tegen medeverdachte [] (07.662160-11).
De rechtbank is voorts van oordeel dat de inbeslaggenomen tas genoemd onder nummer 12 en de [auto] genoemd onder nummer 19 op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen” dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende omdat onduidelijk is wie de rechtmatige eigenaren zijn van de tas en het voertuig. Dit geldt ook voor de kledingstukken en het snoep genoemd onder de nummers 2 tot en met 8, 10 en 11. De onduidelijkheid wie de rechtmatige eigenaar van de kleding en het snoep is, is gerezen omdat deze voorwerpen zowel bij verdachte als bij medeverdachte [] op de beslaglijst staan. Het inbeslaggenomen geld a € 3984, - genoemd onder nummer 20 dient geretourneerd te worden aan de rechtmatige eigenaar, te weten [slachtoffer 5] te Meijel.
Ten slotte is de rechtbank aangaande de inbeslaggenomen voorwerpen van oordeel dat de overige voorwerpen genoemd op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen” te weten diverse schoenen en kleding dienen te worden geretourneerd aan verdachte.
DE BENADEELDE PARTIJEN
Dierenartsenpraktijk [slachtoffer 1]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft de heer [] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 1064,81 zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de heer [] geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht de [] in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft gelede ten gevolge van het aan verdachte onder 1. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, genoegzaam vast komen te staan tot een bedrag van € 1064,81.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk is. Uit de aangifte namens de Dierenartsenpraktijk [slachtoffer1 ] blijkt immers dat de heer [] mede-eigenaar is. In die hoedanigheid is de heer [] bevoegd tot het indienen van een vordering.
De vordering van de benadeelde partij is geheel toewijsbaar. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat onvoldoende duidelijk zou zijn welk deel van de schade er niet vergoed is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale schade voor de Dierenartsenpraktijk aan opstal en inboedel € 3643,35 was. Hiervan is € 2674,69 vergoed. De resterende schade was derhalve € 968,66. Naast de schade aan de opstal en inboedel vordert de heer [] tevens een vergoeding voor het extra betalen van een assistente om de veiligheid te waarborgen van € 75, - en een vergoeding van de gemaakte reiskosten ( 2x 200 km x € 0,19) van € 76. Dit levert een totaalbedrag op van € 1119,66.
De rechtbank zal het bedrag van € 1119,66 toewijzen. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van het slachtoffer.
[slachtoffer 4]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft de [slachtoffer 4] – daartoe vertegenwoordigd door [] - zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op
€ 3542,78 zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de [slachtoffer 4] geheel toe te wijzen inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht de [slachtoffer 4] in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 4. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, genoegzaam vast komen te staan tot een bedrag van € 3542,78.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk is. De rechtbank heeft na raadpleging van het handelsregister en de internetsite van de [slachtoffer 4] vastgesteld dat mevrouw [] de secretaris van voornoemde vereniging is en zodoende bevoegd is tot het indienen van een vordering tot schadevergoeding namens de vereniging de [slachtoffer 4].
De vordering van de benadeelde partij is geheel toewijsbaar. Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente vanaf 20 november 2008 worden toegewezen.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 3542,78 ten behoeve van het slachtoffer.
[slachtoffer 5] te Meijel
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 5] – daartoe vertegenwoordigd door [] - zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 5.431,77, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft, gelet op de gerequireerde vrijspraak, gevorderd [slachtoffer 5] in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsman heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht [slachtoffer 5] in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 5. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en zal derhalve [slachtoffer 5] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.
[slachtoffer 6]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 6] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 2.500, - zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen met wettelijke rente en de maatregel zoals genoemd in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht [slachtoffer 6] in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 6. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en zal derhalve [slachtoffer 6] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.
De heer [slachtoffer 7]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft de heer [slachtoffer 7] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 7. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 1.956, 41, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen met wettelijke rente en de maatregel zoals genoemd in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht de heer [slachtoffer 7] in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 7. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en zal derhalve de heer [slachtoffer 7] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.
De heer [benadeelde partij 1]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft de heer [benadeelde partij 1] een vordering tot vergoeding van schade ingediend tengevolge van diefstal van zijn auto.
Zowel de officier van justitie en de raadsman heeft geconcludeerd de heer [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering vanwege het ontbreken van een rechtstreeks verband met het aan verdachte ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de door de [benadeelde partij 1] ingediende vordering tot schadevergoeding en het aan verdachte ten laste gelegde. De rechtbank zal derhalve de heer [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.
De heer [benadeelde partij 2]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft de heer [benadeelde partij 2] een vordering tot vergoeding van schade ingediend tengevolge van de diefstal van zijn auto.
Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft geconcludeerd de heer [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering vanwege het ontbreken van een rechtstreeks verband met het aan verdachte ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de door de heer [benadeelde partij 2] ingediende vordering tot schadevergoeding en het aan verdachte ten laste gelegde. De rechtbank zal derhalve de heer [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.
DE TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2, 5, 6, 7 en 8. ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder de bewezenverklaring is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen genoemd op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 10 februari 2012 onder de nummers 2 tot en met 8, 10 tot en met 12 en 19, te weten kledingstukken, snoep, een tas en de [auto];
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [slachtoffer 5] van het voorwerp genoemd op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 10 februari 2012 onder het nummer 20, te weten een geldbedrag van € 3984, -;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen genoemd op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 10 februari 2012 onder de nummers 15 tot en met 19 en 21 tot en met 27, te weten kleding en schoeisel;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1];
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [], van een bedrag van € 1119,66;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 1119,66, ten behoeve van het slachtoffer [1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 (eenentwintig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 4]
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij de [slachtoffer 4];
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij de [slachtoffer 4], van een bedrag van € 3542,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2008;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 3542,78, ten behoeve van de [slachtoffer 4], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 5]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
[slachtoffer 6]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
De heer [slachtoffer 7]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] in zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
De heer [benadeelde partij 1]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
De heer [benadeelde partij 2]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Iedema, voorzitter, mrs. A.I. van der Kris en R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 09 maart 2012.