ECLI:NL:RBZLY:2012:BV8299

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.662160-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ramkraken en inbraken in casino's en bedrijfspanden met DNA-bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere ramkraken en inbraken in casino's en bedrijfspanden. De verdachte werd onder andere beschuldigd van het plegen van ramkraken op verschillende data, waarbij hij samen met anderen met een auto tegen de gevels van de panden aanreed om toegang te krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen, die de verdachte aan de misdrijven koppelden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder diefstal en poging tot diefstal, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor de geleden schade door de inbraken. De rechtbank heeft de verdachte verplicht tot betaling van deze schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, en heeft de in beslag genomen voorwerpen geretourneerd aan de rechtmatige eigenaren. De uitspraak benadrukt het belang van DNA-bewijs in strafzaken en de gevolgen van criminele activiteiten voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.662160-11 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 09 maart 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere.
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 09 augustus 2011. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden op 14 februari 2012, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.V. Nagelmaker en mr. V.C. van der Velde, beiden advocaat te Almere.
Het onderzoek ter terechtzitting is nadien heropend en heeft vervolgens plaatsgevonden op 24 februari 2012. Verdachte heeft middels een afstandsverklaring afstand gedaan van het recht te verschijnen. Ter terechtzitting is verschenen mr. V.C. van der Velde die verklaarde uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F.M. van Veghel en van de standpunten door de verdachte en zijn raadslieden naar voren gebracht.
DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zaak 1
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2010 tot en met 27 december 2010 te Lelystad, althans in het arrondissement Zwolle (-Lelystad), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd [slachtoffer 1]), gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een kluis (inhoudende diverse goederen en/of geld met een totale waarde van ongeveer 300 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het forceren van een hek en/of het ingooien/inslaan van een of meer ra(a)m(en) en/of het losbreken van een kluis, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
zaak 7
hij op of omstreeks 29 juli 2010 te Lelystad, althans in het arrondissement Zwolle (-Lelystad), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd het casino [slachtoffer 2]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 10.000 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een auto (met hoge snelheid) op/tegen (de pui/gevel en/of rolluik van) voornoemd pand te rijden (het zogenoemde "rammen") en/of (vervolgens) in dat casino/pand een of meerdere speelautomaten in te slaan en/of open te breken, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
zaak 11
hij in of omstreeks de periode van 20 tot en met 21 mei 2010 te Almere, in elk geval het arrondissement Zwolle (-Lelystad), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd [slachtoffer 3]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid goederen (waaronder onder meer diverse zegelboekjes en/of zegels en/of strippenkaarten en/of reiskaarten en/of bonnen) met een totale waarde van ongeveer 20.000 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het ingooien/inslaan van een of meer ra(a)m(en) en/of (vervolgens) het openbreken van diverse lades/kasten en/of (overig) meubilair, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
zaak 15
hij op of omstreeks 12 september 2009 te Amstelveen, althans het arrondissement Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd [slachtoffer 4]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een kluis (inhoudende onder meer sleutels en/of een geldbedrag van ongeveer 30 Euro en/of een brandstofpas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het ingooien/inslaan van een of meer ra(a)m(en) en/of (vervolgens) het losbreken van voornoemde kluis, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
zaak 8
hij op of omstreeks 21 juli 2010 te Zevenaar, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd casino [slachtoffer 5]), weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand en/of casino te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een auto (met een hoge snelheid) op/tegen (de pui/gevel en/of rolluik van) voornoemd pand is gereden (het zogenoemde “rammen”) en/of (vervolgens) met een aks en/of een voorhamer, althans een soortgelijk hard voorwerp, met kracht tegen die pui en/of dat rolluik heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
zaak 6
hij op of omstreeks 05 augustus 2010 te Winterswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd het casino [slachtoffer 6]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 1288 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een auto (met hoge snelheid) op/tegen (de pui/gevel en/of rolluik van) voornoemd pand te rijden (het zogenoemde “rammen”) en/of (vervolgens) in dat casino/pand een of meer speelautoma(a)t(en) open te breken, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
zaak 4
hij op of omstreeks 18 augustus 2010 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd [slachtoffer 7]), gelegen aan de [adres] te Emmen, heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 5090 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een auto (met hoge snelheid) op/tegen (de pui/gevel en/of rolluik van) voornoemd pand te rijden (het zogenoemde “rammen”) en/of (vervolgens) in dat casino/pand een of meer speelautoma(a)t(en) in te slaan en/of open te breken, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8.
zaak 12
hij op of omstreeks 08 april 2010 te Almere, in elk geval in het arrondissement Zwolle
(-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd het casino [slachtoffer 8]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 1300 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een auto (met hoge snelheid) op/tegen (de pui/gevel en/of rolluik van) voornoemd pand te rijden (het zogenoemde “rammen”) en/of (vervolgens) meerdere speelautomaten in te slaan en/of open te breken, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
9.
zaak 17
hij op of omstreeks 08 oktober 2004 te Almere, in elk geval in het arrondissement Zwolle
(-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (waarin gevestigd mondhygiënepraktijk [slachtoffer 9]), gelegen op/aan de [adres], heeft weggenomen twee LCD-schermen en/of een digitale camera en/of een geldbedrag van 200 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het inslaan/ingooien van een of meer ra(a)m(en) en/of (vervolgens) het openbreken van de kassa(lade), in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
10.
(voertuig zaak 7)
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 29 juli 2010 te Lelystad, althans het arrondissement Zwolle (-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de [adres] te Lelystad heeft weggenomen een personenauto, te weten een [auto], kenteken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking van het zonnedak en/of op/aan het contactslot van voornoemde auto en/of inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 juli 2010 te Lelystad, althans het arrondissement Zwolle (-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, te weten een [auto], kenteken, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
11.
(voertuig zaak 8)
hij op of omstreeks 21 juli 2010 te Zevenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de [adres] heeft weggenomen een auto, te weten een [auto], kenteken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door verbreking van een ruit en/of het contactslot van voornoemd voertuig, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 juli 2010 te Zevenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, te weten een [auto], kenteken heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
12.
(voertuig zaak 6)
hij in of omstreeks de periode van 02 tot en met 5 augustus 2010 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de [adres] heeft weggenomen een auto, te weten een [auto], kenteken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door verbreking van het portier en/of portierslot en/of contactslot, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 5 augustus 2010 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, te weten een [auto], kenteken heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
13.
(voertuig zaak 4)
hij op of omstreeks 18 augustus 2010 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de [adres] heeft weggenomen een auto, althans een voertuig, te weten een [auto], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 13], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een schroevendraaier, althans een soortgelijk voorwerp voornoemde auto, althans voornoemd voertuig, te starten, in elk geval door middel van een valse sleutel;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 augustus 2010 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, althans een voertuig, te weten een [auto], heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto, althans dat voertuig, wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
14.
(voertuig zaak 12)
hij in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 maart 2010 te Almere, in elk geval in het arrondissement Zwolle (-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de [adres] te Almere heeft weggenomen een auto, te weten een [auto], kenteken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door voornoemd voertuig te starten middels een oliepeilstok, althans door middel van een valse sleutel;
subsidiair
hij op of omstreeks 08 april 2010 te Almere, in elk geval in het arrondissement Zwolle
(-Lelystad), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, te weten een [auto], kenteken heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
De volgende feiten kunnen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen.
Door de Bovenregionale Recherche Midden Nederland is medio maart 2011 een strafrechtelijk opsporingsonderzoek gestart naar een aantal vermogensdelicten in de vorm van bedrijfsinbraken, die qua modus operandi grote gelijkenis met elkaar vertonen en waarbij op/of in de buurt van het plaats delict biologische sporen zijn aangetroffen.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Op 04 januari 2011 wordt namens [slachtoffer 1] aangifte gedaan. De controller [persoon] verklaarde dat tussen 24 december 2010 te 20:30 uur en 27 december 2010 te 09:00 uur was ingebroken bij [slachtoffer 1], gevestigd aan de [adres] in Lelystad. Het hek van de toegangspoort tot het terrein was geforceerd en op de eerste etage waren twee ramen ingegooid. De kluis, die met een bout in de vloer gemonteerd was, was weggenomen. In de kluis zat ongeveer € 3000, - en diverse documenten.
In het bedrijfspand is nader onderzoek verricht. Tijdens dit onderzoek zijn in het kantoor, waar zich de kluisruimte bevond, onder andere bloedsporen aangetroffen op een fauteuil en op het blad van het bureau. Deze bloedsporen zijn bemonsterd, veiliggesteld en voor onderzoek opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Uit vergelijkend onderzoek door het NFI bleek dat het bloedspoor dat was aangetroffen op het bureaublad, matchte met het in de landelijke DNA-databank opgenomen DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig ander gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Verdachte is op 11 mei 2011 aangehouden. Hij ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 1. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2. en 10. ten laste gelegde
Op 29 juli 2010 wordt namens [slachtoffer 2] aangifte gedaan. De plaatsvervangend directeur [persoon] verklaarde dat er op 29 juli 2010 rond 05:00 uur een alarmmelding was geweest. Eenmaal ter plaatse bleek aan de achterzijde van het casino een rolluik geforceerd te zijn, vermoedelijk met behulp van een auto. Bij het vernielde rolluik werden stukken glas en twee transparante kappen van een auto van het [merk auto] gevonden. In het casino waren meerdere gokkasten kapot geslagen en opengebroken. Uit de gokkasten was een geldbedrag tussen de € 5.000, - en € 10.000, - weggenomen.
Op de beschikbare camerabeelden viel te zien dat twee mannen de inbraak hadden gepleegd door met [auto] tegen het pand aan te rijden. Eén van deze mannen had een blauw-witte pet op en de andere man een capuchon van een jack. Beiden waren donker gekleed en hadden handschoenen aan.
Uit nader onderzoek bleek dat het rolluik aan de achterzijde van het casino geforceerd was met behulp van een [auto], kenteken. Dit voertuig werd met behoorlijke schade aangetroffen op een parkeerplaats aan de [adres] in Lelystad. In de auto werden veertien muntstukken van € 2, - aangetroffen. In de nabijheid van de auto werden door getuige [getuige] in haar vuilcontainer en in de groenvoorziening diverse (natte) kledingstukken gevonden.
Van de door getuige [getuige] gevonden kledingstukken werden een jack, twee petjes en twee handschoenen bij het NFI aangeboden voor onderzoek. Er werden twee matches gevonden. Eén match met het DNA-profiel van verdachte en één match met het DNA-profiel van medeverdachte.
Op 29 juli 2010 doet de heer [slachtoffer 10] aangifte van diefstal van zijn auto [auto], kenteken gepleegd tussen 27 juli 2010 te 17:00 uur en 29 juli 2010 te 08:00 uur.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 2. en 10. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Op 07 juni 2010 wordt namens [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een inbraak gepleegd tussen 20 mei 2010 te 18:30 uur en 21 mei 2010 te 03:30 uur. De rayonmanager verklaarde dat in het pand gelegen aan de [adres] in Almere een raam was ingegooid. Meerdere lades van de balie waren opengebroken. Diverse zegelboekjes, zegels, strippenkaarten, reiskaarten en bonnen ter waarde van ongeveer € 20.000, - waren weggenomen.
Tijdens sporenonderzoek in het pand werden bloedsporen aangetroffen op twee opengescheurde postpakketten die in de back-office ruimte lagen. Deze bloedsporen zijn bemonsterd, veiliggesteld en voor onderzoek ingestuurd naar het NFI. Uit vergelijkend onderzoek door het NFI bleek dat één van de bloedsporen matchte met het in de DNA-databank opgenomen DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig ander gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 3. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelede
Op 12 september 2009 wordt namens [slachtoffer 4] aangifte gedaan van inbraak op dezelfde dag gepleegd. De vestigingsmanager verklaarde dat om 03:10 uur het alarm was afgegaan. Eenmaal ter plaatse bleek dat het raam naast de voordeur was vernield en dat de aan de zijkant van de kantoorkast vast gemonteerde kluis was weggenomen. In deze kluis zaten autosleutels, ongeveer € 30,- aan kleingeld, een brandstofpas en enkele bonnetjes. De brandstofpas en de sleutels zijn na de inbraak teruggevonden.
Tijdens het ingestelde onderzoek werd op de vloer waar voor de inbraak de kluis stond een bloeddruppel aangetroffen. Dit bloedspoor is bemonsterd, veiliggesteld en voorzien van SIN nummer AAAN6412NL opgestuurd naar het NFI voor onderzoek. Uit vergelijkend onderzoek door het NFI bleek dat het bloedspoor dat was aangetroffen op het bureaublad, matchte met het in de landelijke DNA-databank opgenomen DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig ander gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 4. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 5. en 11 ten laste gelegde
Op 22 juli 2010 wordt namens [slachtoffer 5] aangifte gedaan van een poging tot inbraak. De chef technische dienst verklaarde dat op 21 juli 2010 rond 04:05 uur gebeld was door [bedrijf] met de mededeling dat het alarm was afgegaan. Eenmaal ter plaatse zag aangever dat de entree aan de voorzijde van het casino zwaar beschadigd was. Op de camerabeelden was te zien dat met een auto, vermoedelijk een [auto], tegen de voorgevel van de [slachtoffer 5] was gereden.
Getuige [getuige] verklaarde dat hij wakker werd van een klap en zag dat het rolluik van de [slachtoffer 5] ingedeukt was. Voor de [slachtoffer 5] stond een auto, die achteruit reed om het rolluik opnieuw te rammen. De auto begaf het waarna er twee mannen wegrenden.
Op de vermoedelijke vluchtroute werd een voorhamer en kleding gevonden. Twee sjaals werden voor onderzoek ingestuurd naar het NFI.
Op 21 juli 2010 doet de heer [slachtoffer 11] aangifte van diefstal van zijn auto, een [auto], gekentekend. Aangever verklaarde dat de auto op 21 juli 2010 tussen 00:00 uur en 04:30 uur werd gestolen. Om 04:30 uur deelden agenten aan aangever mee dat zijn auto was aangetroffen vlakbij het casino.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 5. en 11. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 6. en 12. ten laste gelegde
Op 05 augustus 2010 wordt er namens [slachtoffer 6] aangifte gedaan van een inbraak gepleegd op het casino in Winterswijk. De technische medewerker verklaarde dat rond 05:00 uur op 05 augustus 2010 de entree van het casino stuk was gereden, waarna er in het casino acht speelautomaten opengebroken waren en € 1288, - aan muntstukken was meegenomen.
Op de camerabeelden was te zien dat er twee personen in een rode [auto], gekentekend zaten. De bijrijder stapte vervolgens uit, waarna de andere dader met de auto twee keer tegen de toegangsdeur reed. Een van de daders droeg een zwart/wit geblokte sjaal.
Getuige [getuige] verklaarde dat hij rond 04:45 uur tweemaal een harde knal hoorde en vanuit de richting van de [adres] in Winterswijk een rode [auto] met kenteken zag rijden met daarin twee personen.
De [auto] werd op de [adres] in Winterswijk aangetroffen. In de nabije omgeving werden twee vesten en een sjaal aangetroffen. Deze kledingstukken werden naar het NFI gestuurd voor onderzoek.
Op 05 augustus 2010 wordt door [slachtoffer 12] aangifte gedaan van diefstal van haar auto. Zij verklaarde dat haar [auto], kenteken gestolen was tussen 02 augustus 2010 te 21:00 uur en 05 augustus 2010 te 05:00 uur.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 6. en 12. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 7. en 13. ten laste gelegde
Op 18 augustus 2010 wordt er namens [slachtoffer 7] aangifte gedaan van een inbraak gepleegd op dezelfde dag tussen 04:45 uur en 04:47 uur. De bedrijfsleider verklaarde dat hij gebeld werd omdat het alarm afging. Op de camerabeelden was te zien dat met een witte bestelauto de voordeur werd geramd en vervolgens twee mannen met een hakvoorwerp naar binnen gingen. In het casino waren acht gokkasten kapot geslagen en er is voor in totaal € 5090, -- aan munten van € 2, -- weggenomen.
Vlak na de inbraak werd aan de [adres] een witte beschadigde bestelauto van het merk [auto] gevonden, die bleek te zijn gebruikt om de voorgevel van het [slachtoffer 7] te rammen. In het voertuig werd nader onderzoek verricht. Op de stoelen werden oranje vezels aangetroffen, die opgestuurd werden naar het NFI voor onderzoek.
Door twee getuigen was gezien dat er twee personen uit de witte bestelauto waren weggerend in de richting van [adres]. Op [adres] werden in de berm een tweetal trainingsjassen aangetroffen. Deze trainingsjassen werden voor onderzoek opgestuurd naar het NFI.
Op 18 augustus 2010 doet de heer [slachtoffer 13] aangifte van diefstal van zijn auto. Hij verklaarde dat zijn witte [auto] in de nacht van 17 op 18 augustus 2010 werd gestolen. Rond 01:50 uur werd aangever wakker van een harde knal en zag hij twee jongens weglopen. De jongens droegen allebei een trainingsjack.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 7. en 13. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 8. en 14. ten laste gelegde
Op 08 april 2010 kregen verbalisanten de opdracht naar de [adres] in Almere-Haven te gaan. Daar zou bij het casino [slachtoffer 8] een ‘ramkraak’ zijn gepleegd. Eenmaal ter plaatse zagen verbalisanten voor de hoofdingang een zwarte [auto], gekentekend, met draaiende motor in de richting van de voorzijde van het casino staan.
In het casino zagen verbalisanten dat tegenover de kapot geslagen gokautomaten een rode metalen kloofbijl lag. Deze kloofbijl is in beslag genomen.
Verbalisanten [a] en [b] zijn op aanwijzing van de melder dat er drie personen weggerend waren in de richting van de [adres] de vermoedelijke vluchtroute gevolgd. Op deze vermoedelijke vluchtroute werden twee werkhandschoenen, een donkerkleurig vest/trainingsjack, een trainingsbroek en schoenen gevonden en in beslag genomen.
Op 08 april 2010 wordt namens [slachtoffer 8] aangifte gedaan. De bedrijfsleider verklaarde dat er afgelopen nacht ingebroken was in het [slachtoffer 8] casino in Almere. Met een [auto] was er tegen de voorzijde van het pand gereden, waardoor een rolluik kapot was gegaan. Daarnaast waren er ook ramen vernield. In het casino waren zes gokautomaten kapot geslagen en opengebroken en was er een geldbedrag van € 1300, - weggenomen. Op camerabeelden was te zien dat de inbraak door twee personen was gepleegd.
De in beslag genomen kledingstukken en kloofbijl werden bij het NFI aangeboden voor onderzoek. Er werden twee matches gevonden. Eén match met het DNA-profiel van verdachte en een met het DNA-profiel van medeverdachte.
Op 11 maart 2010 heeft de heer [slachtoffer 14] aangifte gedaan van diefstal van zijn auto [auto], kenteken.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 8. en 14. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 9. ten laste gelegde
Op 08 oktober 2004 wordt aangifte gedaan van inbraak op dezelfde dag gepleegd. De eigenaresse [slachtoffer 9] verklaarde dat om 02:10 uur het alarm was afgegaan. Eenmaal ter plaatse bleek dat het raam naast de voordeur was ingegooid met tegels. Uit de mondhygiënepraktijk waren twee LCD-schermen, een digitale camera en een geldbedrag van € 200, - weggenomen.
Tijdens het ingestelde onderzoek werd op de kassalade bloed aangetroffen. Dit bloedspoor is bemonsterd, veiliggesteld en voorzien van spoornummer AFH053 opgestuurd naar het NFI voor onderzoek. Uit vergelijkend onderzoek door het NFI bleek dat het bloedspoor, matchte met het in de landelijke DNA-databank opgenomen DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig ander gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 9. ten laste gelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld ter zake het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10. primair, 11. primair, 12 primair, 13. primair en 14. primair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd –zoals vervat in het op schrift gestelde requisitoir- dat een bewezenverklaring met betrekking tot het
• onder 1. ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte van [slachtoffer 1], het proces-verbaal van sporenonderzoek waaruit blijkt dat er een bloedspoor is aangetroffen op het bureau in de kantoorruimte en het DNA-rapport en het DNA-cluster waaruit blijkt dat er sprake is van een match met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie minder dan 1 op 1 miljard is;
• onder 2. en 10. primair ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens [slachtoffer 2], de aangifte van de heer [slachtoffer 10], het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de ramkraak is gepleegd met de [auto] die achtergelaten is aan de [adres], de verklaring van getuige [getuige], de uitgelezen camerabeelden en het petje waarop DNA is aangetroffen van verdachte ;
• onder 3. ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens [slachtoffer 3], het sporenonderzoek waarbij bloed is aangetroffen op de binnenzijde van een opengescheurd postpakket, het DNA-rapport en het DNA-cluster waaruit blijkt dat er sprake is van een match met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie minder dan 1 op 1 miljard is en de aangetroffen dactyloscopische sporen van verdachte;
• onder 4. ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens [slachtoffer 4], het sporenonderzoek waarbij bloed is aangetroffen op de vloer waar de kluis stond, het DNA-rapport en het DNA-cluster waaruit blijkt dat er sprake is van een match met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie minder is dan 1 op 1 miljard;
• onder 5. en 11. primair ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens [slachtoffer 5], de aangifte en aanvullende verklaring van de heer [slachtoffer 11], de analyse telecom, waaruit blijkt dat het telefoonnummer [] dat in gebruik is bij verdachte zendmasten aanstraalt op de rijroute van Apeldoorn en Arnhem richting Zevenaar en de aangetroffen sjaals waarop – blijkens het DNA-rapport – DNA van verdachte is gevonden, waarbij de frequentie minder is dan 1 op 1 miljard;
• onder 6. en 12. primair ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens [slachtoffer 6], de aangifte van de heer [slachtoffer 12], de camerabeelden waarop te zien is dat de ramkraak met behulp van een rode [auto] wordt gepleegd en één van de daders een zwart-wit geblokte sjaal om heeft, de verklaring van getuige [] en het aantreffen van een zwart-wit geblokte sjaal en een grijs vest met daarop – blijkens de DNA-rapporten – DNA van verdachte. Met betrekking tot het onder 6. ten laste gelegde heeft de officier van justitie naast de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen aangevoerd dat de bewijsmiddelen voor de ramkraak en de poging tot ramkraak ten laste gelegd onder 2. en 5. dienen als steunbewijs. De officier van justitie heeft verwezen naar HR 11 januari 2000 NJ 2000/194;
• onder 7. en 13. primair ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens [slachtoffer 7], de aangifte van [slachtoffer 13], het aantreffen van de witte bestelauto met op de stoel van de bestuurder en de bijrijder oranje vezels, het aantreffen van twee trainingsjacks in de nabijheid van de auto met daarop oranje vezels en DNA van verdachte en het aanstralen van een zendmast in de buurt van het casino door het nummer []. Ook hier is sprake van steunbewijs met de hiervoor bewezen verklaarde ramkraken;
• onder 8. en 14. primair ten laste gelegde kan volgen uit de aangifte namens [slachtoffer 8], de aangifte van de heer [slachtoffer 14], het aantreffen van de [auto] voor de ingang van het casino, de op de vluchtroute aangetroffen schoenen, het DNA-rapport en het aanvullende NFI rapport waaruit blijkt dat er in het aangetroffen mengprofiel reproduceerbare DNA kenmerken zitten die matchen met het DNA-profiel van verdachte. Met betrekking tot het onder 6. ten laste gelegde heeft de officier van justitie naast de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen aangevoerd dat de bewijsmiddelen voor het onder 2, 5, 6 en 7. ten laste gelegde dienen als steunbewijs.
Voorts heeft de officier van justitie met betrekking tot de aangetroffen bloedsporen geconcludeerd dat het arrest van het gerechtshof Leeuwarden (LJN BQ6234) in onderhavige zaak niet van doorslaggevend belang is. De bloedsporen die bij de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bedrijfsinbraken zijn gevonden, betreffen evidente dadersporen en moeten gezien worden in een reeks van gepleegde strafbare feiten.
Ten slotte heeft de officier van justitie voor wat betreft de door hem bewezen geachte feiten aangevoerd dat gelet op de jurisprudentie die voortvloeit uit Murray vs Verenigd Koninkrijk (EHRM 08 februari 1996, NJ 1996, 725) aan het zwijgen van verdachte gevolgen mogen worden verboden voor het bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben een algehele vrijspraak bepleit. Zij hebben daartoe -zoals vervat in de overlegde pleitnota – het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van het ten laste gelegde heeft de raadsman Van der Velde betoogd dat een vrijspraak dient te volgen omdat een bloedspoor dan wel een DNA-spoor op een kledingstuk of bijl onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. In dit verband heeft de verdediging onder andere gewezen op de arresten van het gerechtshof Leeuwarden van 15 februari 2011 (BP4646) en 26 mei 2011 (BQ6234).
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens opgemerkt dat onduidelijk is waar het dactyloscopische spoor is gevonden en dat het gebruik van een dergelijk spoor als bewijs problematisch is, gelet op de Brandon Mayfieldzaak.
Met betrekking tot het DNA-bewijs heeft mr. I.V. Nagelmaker betoogd dat DNA-sporen op zich zelf geen enkele bewijswaarde hebben. Een aangetroffen DNA-spoor geeft enkel de mogelijkheid aan dat een persoon ergens aanwezig is geweest of een bepaald voorwerp heeft aangeraakt. Het aantreffen van een bloedspoor of een ander DNA-spoor is dan ook onvoldoende voor een bewezenverklaring. De raadsvrouw heeft in deze ook gewezen op een alternatief scenario waarin DNA-bewijs ‘geplant’ wordt.
Ten aanzien van het gebruik van schakelbewijs heeft mr. Van der Velde aangevoerd dat schakelbewijs toelaatbaar is mits feiten soortgelijk zijn in de zin dat de gang van zaken bij het ten laste gelegde feit op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de gang van zaken bij andere feiten waarvoor meer bewijs voor handen is. De verdediging is van mening dat er geen sprake is van een vaststaande modus operandi, nu algemeen bekend is dat ramkraken en inbraken geregeld op eenzelfde manier worden gepleegd. Bovendien zijn er geen objectieve bewijsmiddelen voorhanden die het schakelbewijs ondersteunen zodat geconcludeerd moet worden dat het toepassen van schakelbewijs in onderhavige zaak niet mogelijk is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1. ten laste gelegde bedrijfsinbraak wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding is vermeld, werd op 04 januari 2011 door de heer [] aangifte gedaan van een inbraak gepleegd in het bedrijf [slachtoffer 1], gevestigd aan de [adres] in Lelystad. In het kantoor op de eerste etage werd bloed aangetroffen op een fauteuil en op het bureau. Deze bloedsporen zijn veiliggesteld en opgestuurd naar het NFI. Het bloedspoor dat werd aangetroffen op het bureaublad en het SIN nummer AACP1545NL heeft gekregen, matchte met het DNA-profiel van verdachte dat opgenomen was in de DNA-databank. De kans dat een willekeurig ander persoon hetzelfde DNA-profiel had, was kleiner dan 1 op 1 miljard.
De rechtbank overweegt dat DNA-onderzoek onder omstandigheden een grote mate van zekerheid biedt bij de identificatie van lichaamsmateriaal. Dat neemt niet weg dat een dergelijk onderzoek slechts een bepaalde kans oplevert. Hoe gering die kans vaak - zoals ook hier - is, zij doet zich voor en zij kan in bepaalde gevallen aanleiding zijn (nader) te onderzoeken of de identificatie die op grond van het resultaat van het DNA-onderzoek voor de hand ligt, gerechtvaardigd is. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval waaronder de grootte van die kans ligt het op de weg van de verdediging om gemotiveerd te stellen dat in het concrete geval die aanleiding bestaat.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die nopen tot nader onderzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank is het aantreffen van het bloed van verdachte op het bureaublad in het kantoor op de eerste etage in het bedrijf [slachtoffer 1] een duidelijk daderspoor. Een alternatief scenario voor het aantreffen van het bloed van verdachte op de plaats delict is in theorie denkbaar maar in het onderhavige geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Verdachte heeft immers op de terechtzitting van 14 februari 2012 verklaard dat hij niet in het bedrijfspand aan de [adres] in Almere is geweest en niet wist hoe zijn bloed daar terecht is gekomen. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de DNA-match in samenhang met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank verwerpt daarmee het beroep van de raadsman op het arrest van het gerechtshof Leeuwarden, gepubliceerd onder LJN BQ6234. Veeleer dan met die uitspraak ziet de rechtbank in de onderhavige zaak een parallel met het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 04 mei 2011, gepubliceerd onder LJN BQ3529. In deze laatste uitspraak achtte het gerechtshof een DNA-match afkomstig van een speekselspoor achtergelaten op een fles op de plaats delict in combinatie met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat er een ander bloedspoor is aangetroffen
- waarvan niet is gebleken dat dit bloedspoor toebehoort aan een ander dan aan verdachte - onvoldoende is om vast te stellen dat er sprake is geweest van het tezamen en in vereniging plegen. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van het onder 2. en 10. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2. ten laste gelegde ramkraak wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Ramkraak gepleegd tezamen en in vereniging met een ander
Zoals hiervoor onder de inleiding uiteen is gezet is op 29 juli 2010 aangifte van inbraak gedaan namens de [slachtoffer 2]. Op 29 juli 2010 is er tussen 02:00 uur en 05:00 uur uit het casino in Lelystad, gevestigd aan de [adres], een geldbedrag tussen de € 5000, - en
€ 10.000, - weggenomen. Dit geldbedrag, bestaande uit kleingeld is weggenomen uit de kapot geslagen en opengebroken speelautomaten. Aan de hand van de uitwerking van de beschikbare camerabeelden kan vastgesteld worden dat de inbraak door twee personen met behulp van een [auto] is gepleegd. Tijdens het sporenonderzoek werd bij de achtergevel van het casino een glasscherf aangetroffen van een koplamp van een auto en in de hal van de [slachtoffer 2] twee transparante kappen met het merk [merk] erop. Voornoemde glasscherf vormde een geheel met de rechterkoplamp van de personenauto, merk [auto] kenteken die na de inbraak op 29 juli 2010 om 09:00 uur op een parkeerplaats aan de [adres] in Lelystad werd aangetroffen. Deze [auto] stond op naam van de heer [slachtoffer 10].
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de ramkraak op 29 juli 2010 op de [slachtoffer 2] in Lelystad tezamen en in vereniging is gepleegd met behulp van de [auto] van de heer [slachtoffer 10].
Blauw-witte pet en DNA match verdachte
Op de camerabeelden is te zien dat één van de daders een blauw-witte pet draagt. Een soortgelijke pet is door [getuige] aangetroffen in haar vuilcontainer. De pet is voorzien van SIN nummer AABS7170NL opgestuurd voor onderzoek naar het NFI. Het NFI heeft vervolgens de pet het identiteitszegel AACW0896NL gegeven en een vergelijkend DNA-onderzoek gedaan. Op de inbeslaggenomen blauw-witte pet is DNA aangetroffen van verdachte. De kans dat een willekeurig ander persoon hetzelfde DNA-profiel heeft, is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de blauw-witte pet met daarop - blijkens het onderzoek door het NFI – DNA van verdachte dezelfde blauw-witte pet is als de dader op heeft gehad tijdens de inbraak in de [slachtoffer 2] in Lelystad. De dader die met dat petje te zien is op de camerabeelden is naar het oordeel van de rechtbank verdachte. Een alternatief scenario dat een ander deze pet van verdachte zou hebben gebruikt, is mogelijk maar niet aannemelijk geworden verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2012 heeft verklaard dat hij geen idee heeft wie zijn kleding zou meenemen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat aangever [] zou hebben verklaard dat hij op de camerabeelden gezien zou hebben dat één van de daders een negroïde persoon was. De rechtbank citeert uit de aangifte van de heer [aangever]: “Ik zag aan de beweging en het gedrag van een van deze jongens dat hij mogelijk een donker getinte jongen was, kennelijk een neger.” Hieruit blijkt geenszins dat aangever [] een negroïde persoon heeft gezien.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de ramkraak op de [slachtoffer 2] in Lelystad heeft gepleegd.
De auto van de heer [slachtoffer 10]
De heer [slachtoffer 10] heeft op 29 juli 2010 aangifte gedaan van de diefstal van zijn [auto], gekentekend []. Zijn auto zou tussen 27 juli 2010 te 17:00 uur en 29 juli 2010 te 08:00 uur gestolen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 10. primair vrijgesproken dient te worden omdat het tijdsverloop tussen het wegnemen van de auto van de heer [slachtoffer 10] en de gepleegde ramkraak op de [slachtoffer 2] in Lelystad te groot is om tot een bewezenverklaring te komen voor diefstal van deze auto.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat de onder 10. subsidiair ten laste gelegde opzetheling bewezen kan worden verklaard. De rechtbank verwijst daartoe naar de aangifte van de heer [slachtoffer 10] en overweegt dat verdachte gelet op de staat waarin de [auto] verkeerde tijdens de ramkraak – met een opengebroken stuurkolom – - wist dat de auto een van misdrijf afkomstig goed betrof.
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3. en 4. ten laste gelegde bedrijfsinbraken wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding is vermeld, werd door de heer [aangever feit 3] aangifte gedaan van een inbraak gepleegd in het pand van [slachtoffer 3]. Het bloedspoor dat op één van de twee opengescheurde postpakketten werd aangetroffen, genoemd onder SIN nummer AABT4832NL matchte met het DNA-profiel van verdachte dat opgenomen was in de DNA-databank. De kans dat een willekeurig ander persoon hetzelfde DNA-profiel had, was kleiner dan 1 op 1 miljard.
Met betrekking tot de onder 4. ten laste gelegde bedrijfsinbraak bij [slachtoffer 4], gevestigd aan de [adres] in Amstelveen werd door de heer [aangever feit 4] aangifte gedaan. Hij verklaarde dat de kluis die vastzat aan een kantoorkast was weggenomen. Tijdens het sporenonderzoek werd er een bloeddruppel aangetroffen op de vloer naast de kantoorkast – waar voorheen de kluis vastzat. Dit bloed bleek – gelet op de match onder identiteitszegel AAAN6412NL – van verdachte te zijn, waarbij de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon hetzelfde is, kleiner is dan 1 op 1 miljard.
De rechtbank constateert dat in het loopverbaal een foute melding staat ten aanzien van het naar het NFI gestuurde bloedspoor. Uit het dossier blijkt echter genoegzaam dat het bloedspoor aangetroffen in onderhavige verweten feiten zijn verstuurd naar het NFI en een DNA-match opleveren met het DNA-profiel van verdachte. Immers, op pagina 1538 van het dossier staat vermeld dat het aangetroffen bloedspoor voorzien is van SIN nummer AAAN6412NL en is opgestuurd naar het NFI. Dit SIN nummer wordt als DNA identiteitszegel genoemd op pagina 1543 als zijnde een DNA-match. De rechtbank merkt dan ook de foute melding in het –als samenvatting bedoelde- loopverbaal aan als een abusievelijk gemaakte.
De rechtbank heeft hiervoor onder het oordeel betreffende het onder 1. ten laste gelegde overwogen dat DNA-onderzoek onder omstandigheden een grote mate van zekerheid biedt bij de identificatie van lichaamsmateriaal. De rechtbank merkt op dat de verdediging ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die nopen tot nader onderzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bloedsporen van verdachte aangetroffen op een opengescheurd postpakket en op de vloer waar voorheen de kluis van [slachtoffer 4] stond duidelijke dadersporen. Een alternatief scenario voor het aantreffen van het bloed van verdachte op de plaatsen delict is in theorie denkbaar maar op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Verdachte heeft immers op de terechtzitting van 14 februari 2012 verklaard dat hij niet weet of hij wel eens in het pand van [slachtoffer 3] is geweest en nooit in het pand van [slachtoffer 4] is geweest.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de DNA-matches in samenhang met de aangiften voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van het onder 3. en 4. ten laste gelegde te komen. De rechtbank verwerpt daarmee het beroep van de raadsman op het arrest van het gerechtshof Leeuwarden, gepubliceerd onder LJN BQ6234. Veeleer dan met die uitspraak ziet de rechtbank in de onderhavige zaak een parallel met de uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden van 04 mei 2011, gepubliceerd onder LJN BQ3529. In deze laatste uitspraak achtte het gerechtshof een DNA-match afkomstig van een speekselspoor achtergelaten op een fles op de plaats delict in combinatie met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat er een ander bloedspoor is aangetroffen
- waarvan niet is gebleken dat dit bloedspoor toebehoort aan een ander dan aan verdachte - onvoldoende is om vast te stellen dat er sprake is geweest van het tezamen en in vereniging plegen. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 3. en 4. ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van het onder 5. en 11. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 5. ten laste gelegde poging tot ramkraak wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Poging tot ramkraak gepleegd tezamen en in vereniging met een ander
Zoals hiervoor onder de inleiding uiteen is gezet is op 21 juli 2010 namens [slachtoffer 5] aangifte gedaan van een poging tot inbraak. Op voornoemde datum is er rond 04:00 uur met een auto tegen het rolluik van het casino aangeramd. Getuige [] verklaarde hierover dat hij wakker werd van een klap en vervolgens zag dat het rolluik ingedeukt was. Een man stond naast de auto op het moment dat de bestuurder van de auto naar voren reed en het rolluik weer wilde rammen. De auto begaf het echter, waarna de man die naast de auto stond met een lang voorwerp tegen het rolluik sloeg. De bestuurder riep vervolgens:”Kom op”, waarna beide daders wegrenden in de richting van de [adres].
Aan de hand van de uitwerking van de beschikbare camerabeelden en de gemaakte foto’s’ van de plaats delict, waarop te zien is dat er een [auto] voor het casino is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat de poging tot inbraak door twee personen met behulp van een [auto], gekentekend [] is gepleegd. Deze [auto] stond op naam van de heer [slachtoffer 11].
Aangetroffen sjaals en DNA match verdachte
Door de Forensisch Technische Opsporing is een onderzoek ingesteld waarbij in een aantal struiken gelegen aan de vluchtroute twee tassen werden aangetroffen. Hierin lag een voorhamer met een lage lichtkleurige steel. Iets verderop werden een rode en een zwarte sjaal aangetroffen. De sjaals werden veiliggesteld en opgestuurd naar het NFI voor onderzoek. De zwarte sjaal is voorzien van het SIN nummer AABQ4184NL, op het middelste deel bemonsterd en onderzocht op sporen van (een) mogelijke drager(s) van de sjaal. De buitenzijde van een knoop in de sjaal is eveneens bemonsterd en onderzocht op sporen van (de) perso(o)n(en) die de knoop hebben aangebracht. Uit het onderzoek bleek dat het celmateriaal dat op het middelste deel van de zwarte sjaal werd aangetroffen een match opleverde met het DNA-profiel van verdachte dat opgenomen was in de DNA-databank. De berekende frequentie hierbij was kleiner dan 1 op 1 miljard. De bemonstering van de knoop op de zwarte sjaal en de bemonsteringen op de rode sjaal leverden allen een onvolledig DNA-mengprofiel.
De rechtbank is gelet op het aangetroffen DNA van verdachte op de zwarte sjaal en gelet op de plaats waar dit op de sjaal is aangetroffen van oordeel dat verdachte de sjaal heeft gedragen.
Telefoonnummer 0685173016
Op 21 juli 2010 straalde het nummer [] om 02:02:33 uur en 02:03:01 uur zendmasten aan op achtereenvolgens de locaties [adres] in Apeldoorn en [adres] in Arnhem in de rijrichting van Zevenaar. De rechtbank is van oordeel dat dit mobiele telefoonnummer toe kan worden geschreven aan verdachte.
Op 08 oktober 2010 wordt een registratie van een melding van vernieling van een hotel in Almere opgemaakt. Verdachte heeft in dit hotel het nummer [] opgegeven als zijn mobiele telefoonnummer. Naast voornoemde registratie is de rechtbank van oordeel dat uit het onderzoek aan de Nokia telefoon -gevonden op de zolderkamer waar verdachte sliep – eveneens blijkt dat het telefoonnummer [] toebehoort aan verdachte. De Nokia telefoon was voorzien van het telefoonnummer []. Verdachte heeft bevestigd dat hij dit toestel in gebruik had en dat zijn simkaart in de telefoon zat. Uit bevraging in DCS komt naar voren dat het telefoonnummer [] in dezelfde telefoon heeft gezeten als het telefoonnummer [].
De auto van [slachtoffer 11]
De rechtbank is van oordeel dat de onder 11. primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank verwijst daartoe naar de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat met behulp van de [auto] van de heer [slachtoffer 11] de poging tot ramkraak is gepleegd. De heer [slachtoffer 11] verklaarde dat hij op 21 juli 2010 rond 00:00 uur zijn auto aan de [adres] in Zevenaar had geparkeerd. Tevens verklaarde aangever dat hij op 20 juli 2010 was gebeld en gesmst door een persoon die interesse had in de [auto] die te koop stond via Marktplaats.nl. De telefoon van aangever [slachtoffer 11] is inbeslaggenomen. Uit het onderzoek aan de telefoon bleek dat er twee inkomende sms berichten waren ontvangen verstuurd van het telefoonnummer – []- van verdachte. Gelet op het korte tijdsbestek tussen het wegnemen van de auto van de heer [slachtoffer 11] en poging tot ramkraak is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen met een ander de auto heeft gestolen.
Gelet op het aangetroffen DNA van verdachte op het draagvlak van de zwarte sjaal, het wegnemen van de auto van de heer [slachtoffer 11] en het aanstralen van diverse zendmasten in de richting van Zevenaar in de nacht van 20 op 21 juli 2010 door het telefoonnummer van verdachte en de verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 14 februari 2012 heeft verklaard dat hij in de nacht van 20 op 21 juli 2010 niet in Zevenaar is geweest, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de poging tot ramkraak op de [slachtoffer 5] in Zevenaar heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 6. en 12. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 6. ten laste gelegde ramkraak wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Ramkraak gepleegd tezamen en in vereniging met een ander
Zoals hiervoor onder de inleiding uiteen is gezet is op 05 augustus 2010 aangifte van inbraak gedaan namens [slachtoffer 6]. De aangever verklaarde dat met een auto de entree was kapot gereden waarna er uit het casino in Winterswijk, gevestigd aan de [adres] een geldbedrag van € 1288, - was weggenomen. Dit geldbedrag, bestaande uit muntgeld is weggenomen uit de kapot geslagen en opengebroken speelautomaten. Aan de hand van het proces-verbaal van bevindingen kan vastgesteld worden dat de inbraak door twee personen met behulp van een rode [auto] kenteken [] is gepleegd. Deze [auto] stond op naam van mevrouw [slachtofer 12].
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de ramkraak op 05 augustus 2010 op het [slachtoffer 12] casino in Winterswijk tezamen en in vereniging is gepleegd met behulp van de [auto] van mevrouw [slachtoffer 12].
Zwart/wit geblokte sjaal en grijze vest met capuchon en DNA match verdachte
Getuige [] ziet na de knal een de bij de ramkraak gebruikte [auto] rijden en achtervolgt deze. In de auto zitten twee mannen. Nadat de auto op de [adres] stopt, stappen de mannen de auto uit en lopen weg in de richting van de [adres]. Een van de mannen houdt zich korte tijd schuil in de bossages. Aan de [adres] werd in de bossage een vest gevonden en hangend over een hek een zwart/wit geblokte sjaal en nog een vest. Op de camerabeelden is te zien dat één van de daders een soortgelijke zwart/wit geblokte sjaal draagt. De sjaal is voorzien van SIN nummer AACD5758NL opgestuurd voor onderzoek naar het NFI. Het NFI heeft vervolgens op twee plaatsen de sjaal bemonsterd en onderzocht op sporen van (een) mogelijke drager(s). De verkregen DNA-profielen zijn vergeleken. De DNA-profielen matchen met elkaar, wat betekent dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van één en dezelfde man. Het DNA-profiel is toegevoegd aan DNA-profielcluster 3227. Dit leverde een match op met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig ander persoon hetzelfde DNA-profiel heeft, is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Het grijze vest met capuchon opgestuurd met SIN nummer AADB3994NL is eveneens onderzocht door het NFI. Hierbij zijn de binnenzijde van de kraag en de binnenzijde van de linkermanchet bemonsterd. Van het linkermanchet is geen DNA-profiel verkregen. Het DNA-profiel van de kraag is vergeleken en matchte met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig ander persoon hetzelfde DNA-profiel heeft, is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de zwarte/wit geblokte sjaal met daarop – blijkens het onderzoek door het NFI – DNA van verdachte dezelfde sjaal is als die de dader om heeft gehad tijdens de inbraak in het [slachtoffer 6] casino in Winterswijk. Daarnaast is op het grijze vest met capuchon ook DNA aangetroffen van verdachte. Dit vest is aangetroffen nabij de bossage waar getuige [] één van de daders in heeft zien zitten. Een alternatief scenario dat een ander de sjaal en het vest waar het DNA van verdachte opzit, zou hebben gebruikt, is mogelijk maar niet aannemelijk geworden nu verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2012 heeft verklaard dat hij geen idee heeft wie zijn kleding zou meenemen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 05 augustus 2010 tezamen en in vereniging de inbraak in het [slachtoffer 6] casino in Winterswijk heeft gepleegd.
De auto van mevrouw [slachtoffer 12]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 12. primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu uit de aangifte van mevrouw [slachtoffer 12] onvoldoende blijkt op welke dag haar auto is gestolen.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte van het onder 12. subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet blijkt in welke staat de rode [auto] kenteken [] is aangetroffen en derhalve niet vastgesteld kan worden of verdachte wist of behoorde te weten dat de door hem gebruikte [auto] van enig misdrijf afkomstig was.
Ten aanzien van het onder 7. en 13. ten laste gelegde
Ramkraak gepleegd tezamen en in vereniging met een ander
Zoals hiervoor onder de inleiding uiteen is gezet is op 18 augustus 2010 aangifte van inbraak gedaan namens [slachtoffer 7]. De aangever verklaarde dat op de camerabeelden te zien was dat met een witte bestelauto de voordeur was geramd waarna er uit het casino in Emmen, gevestigd aan de [adres] een geldbedrag van € 5090, - was weggenomen. Dit geldbedrag, bestaande uit muntgeld werd door twee daders weggenomen uit de acht kapot geslagen en opengebroken speelautomaten. De witte bestelauto werd na de inbraak beschadigd teruggevonden op de [adres]. De witte bestelauto van het merk [auto] bleek op naam van de heer [slachtoffer 13] te staan.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de ramkraak op 18 augustus 2010 op het [slachtoffer 7] in Emmen tezamen en in vereniging is gepleegd met behulp van de [auto] van de heer [slachtoffer 13].
Trainingsjassen, oranje vezels en DNA match verdachte
Getuige [] ziet rond 04:40 uur dat er een witte bestelauto stopt, waaruit twee personen wegrennen richting [adres]. In de berm van [adres] wordt door de forensische opsporing twee trainingsjassen gevonden. Op deze trainingsjassen worden oranje vezels aangetroffen. Beide trainingsjassen worden door het NFI in de kraag en op het manchet bemonsterd en onderzocht op biologische contactsporen van (een) mogelijke perso(o)n(en) die de trainingsjassen hebben gedragen. Het DNA-profiel verkregen van het celmateriaal in de bemonstering AABI1548Nl#01 van de kraag van de eerste trainingsjas is op 04 augustus 2011 opgenomen in de DNA-databank en leverde een match op met het DNA-profiel in DNA-profielcluster 3227. Dit DNA-profiel behoort toe aan verdachte. Deze match betekent volgens het NFI bovendien dat verdachte eveneens de donor kan zijn van het celmateriaal gevonden in de bemonsteringen op het manchet van de trainingsjas en de kraag en het manchet van de andere trainingsjas.
De rechtbank is van oordeel dat uit het hiervoor overwogene blijkt dat verdachte beide trainingsjassen heeft gedragen. De rechtbank wordt in deze constatering gesteund doordat er in de voor de ramkraak gebruikte [auto] op de stoelen van de bestuurder en de bijrijder oranje vezels werden aangetroffen, die vergelijkbaar waren met de oranje vezels op de trainingsjassen.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte deze trainingsjassen heeft gedragen terwijl hij tezamen met een ander de ramkraak op het [slachtoffer 7] in Emmen pleegde. De rechtbank verwijst daarvoor naast de reeds opgesomde bewijsmiddelen naar de eerder bewezen verklaarde ramkraak en de poging daartoe.
De rechtbank overweegt dat schakelbewijs gelet op hetgeen de Hoge Raad in haar arrest van 11 januari 2000 NJ 2000/194 heeft bepaald, geoorloofd is. De onder 7. ten laste gelegde ramkraak is gelijksoortig aan de onder 2. bewezen verklaarde ramkraak en de onder 5. bewezen verklaarde poging tot ramkraak. De gelijksoortigheid bestaat naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat er één en dezelfde modus operandi wordt gebruikt waarbij verdachte en zijn mededader(s) met een auto het pand van het casino vernielen, vervolgens naar binnengaan en met een hakvoorwerp de speelautomaten kapot slaan, muntgeld wegnemen en na de inbraak de vluchtauto dumpen en in de nabije omgeving kledingstukken achter laten.
Gelet op het hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander op 18 augustus 2010 heeft ingebroken bij het [slachtoffer 7] in Emmen.
De auto van de heer [slachtoffer 13]
De rechtbank is van oordeel dat de onder 13. primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank verwijst daartoe naar de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen en de aangifte van de heer [slachtoffer 13]. De heer [slachtoffer 13] verklaarde dat zijn witte [auto] in de nacht van 17 augustus 2010 op 18 augustus 2010 werd gestolen. Rond 01:50 uur werd aangever wakker en zag hij op straat twee jongens lopen, beiden met een trainingsjas aan. Nadat ’s nachts bleek dat de witte [auto] gebruikt was bij een ramkraak en aangever door de politie werd ingelicht, zag aangever dat de agenten uit de bosjes twee trainingsjassen haalden. De heer [slachtoffer 13] herkende beide trainingsjassen, als zijnde de trainingsjassen die de twee jongens aan hadden die ’s nachts wegrenden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het hiervoor overwogene en het korte tijdsbestek dat tussen de diefstal van de [auto] van de heer [slachtoffer 13] en de gepleegde ramkraak op het [slachtoffer 7] in Emmen zit wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen met een ander de auto van de heer [slachtoffer 13] heeft gestolen.
Ten aanzien van het onder 8. en 14. ten laste gelegde
Zoals hiervoor onder de inleiding uiteen is gezet is op 08 april 2010 aangifte van inbraak gedaan namens de [slachtoffer 8]. Op 08 april 2010 is er rond 05:30 uur uit het casino in Almere, gevestigd aan de [adres], een geldbedrag tussen de € 1300, - weggenomen. Dit geldbedrag, bestaande uit kleingeld is weggenomen uit de kapot geslagen en opengebroken speelautomaten. Aan de hand van de uitwerking van de beschikbare camerabeelden kan vastgesteld worden dat de inbraak door twee personen met behulp van een [auto] is gepleegd. Met de [auto] werd tegen het pand aangereden waardoor het rolluik kapot ging. De [auto] met kenteken [] werd door politieagenten met draaiende motor voor de ingang van het casino aangetroffen.
Deze [auto] bleek op naam te staan van de heer [slachtoffer 14].
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de ramkraak op 08 april 2010 op het [slachtoffer 8] casino in Almere tezamen en in vereniging is gepleegd met behulp van de [auto] van de heer [slachtoffer 14].
Kloofbijl en DNA match verdachte
In het casino werd tegenover de gokkasten een grote rode metalen kloofbijl aangetroffen. Deze bijl is in beslag genomen en voor onderzoek opgestuurd naar het NFI. Uit het aanvullende proces-verbaal van 07 oktober 2011 blijkt dat voornoemde bijl daadwerkelijk in het casino is aangetroffen en dat er slechts één kloofbijl in beslag is genomen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de kloofbijl en het aangetroffen DNA-materiaal van het bewijs uitgesloten dienen te worden omdat niet duidelijk zou zijn waar de kloofbijl in beslag is genomen.
Het NFI heeft vervolgens de kloofbijl, voorzien van SIN nummer AAAH9790NL bemonsterd. Bij de vergelijking van het aangetroffen DNA-mengprofiel is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte. Dit betekent dat verdachte de prominente celdonor kan zijn van het celmateriaal.
Alles overwogen is de rechtbank van oordeel dat de in het casino aangetroffen kloofbijl door verdachte is gebruikt bij de gepleegde ramkraak. De rechtbank overweegt dat het hier om een duidelijk daderspoor gaat. Een alternatief scenario dat een ander de kloofbijl met daarop DNA van verdachte zou hebben gebruikt, is mogelijk maar niet aannemelijk geworden nu verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2012 heeft verklaard dat zijn DNA mogelijk op de kloofbijl terecht is gekomen door de kloofbijl op het politiebureau aan te raken. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig en dit scenario behoeft derhalve niet verder onderzocht te worden.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de ramkraak op het [slachtoffer 8]casino in Almere heeft gepleegd.
De auto van de heer [slachtoffer 14]
De heer [slachtoffer 14] heeft op 11 maart 2010 aangifte gedaan van de diefstal van zijn [auto], gekentekend []. Zijn auto zou tussen 10 maart 2010 20:30 uur en 11 maart 2010 06:15 uur gestolen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 14. primair vrijgesproken dient te worden omdat het tijdsverloop tussen het wegnemen van de auto van de heer [slachtoffer 14] en de gepleegde ramkraak op het [slachtoffer 8] casino in Almere te groot is tot een bewezenverklaring te komen voor diefstal.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat de onder 14. subsidiair ten laste gelegde opzetheling bewezen kan worden verklaard. De rechtbank verwijst daartoe naar de aangifte van de heer [slachtoffer 14] en overweegt dat verdachte gelet op de staat waarin de [auto] verkeerde tijdens de ramkraak – in het contactslot van de auto stak een soort schroevendraaier dan wel een soort gereedschap dat daarop lijkt – wist dat de auto een van misdrijf afkomstig goed was.
Ten aanzien van het onder 9. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 9. ten laste gelegde inbraak wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Zoals hiervoor onder de inleiding is vermeld, werd op 08 oktober 2004 door de mevrouw [slachtoffer 9] aangifte gedaan van een inbraak gepleegd in haar mondhygiënepraktijk, gevestigd aan de [adres] in Almere. Achter de balie werd op de kassalade, waaruit € 200, - was weggenomen, bloed aangetroffen. Dit bloedspoor is veiliggesteld en opgestuurd naar het NFI. Het bloedspoor dat werd aangetroffen, matchte met het DNA-profiel van verdachte dat opgenomen was in de DNA-databank. De kans dat een willekeurig ander persoon hetzelfde DNA-profiel had, was kleiner dan 1 op 1 miljard.
De rechtbank heeft onder de bespreking van het onder 1. ten laste gelegde overwogen dat DNA-onderzoek onder omstandigheden een grote mate van zekerheid biedt bij de identificatie van lichaamsmateriaal. De rechtbank merkt op dat de verdediging geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die nopen tot nader onderzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank is het aantreffen van het bloed van verdachte op de kassalade achter de balie in de mondhygiënepraktijk een duidelijk daderspoor. Een alternatief scenario voor het aantreffen van het bloed van verdachte op de plaats delict is in theorie denkbaar maar op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Verdachte heeft immers op de terechtzitting van 14 februari 2012 verklaard dat hij niet wist of hij in de mondhygiënepraktijk is geweest. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de DNA-match in samenhang met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank verwerpt daarmee het beroep van de raadsman op het arrest van het gerechtshof Leeuwarden, gepubliceerd onder LJN BQ6234. Veeleer dan met die uitspraak ziet de rechtbank in de onderhavige zaak een parallel met het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 04 mei 2011, gepubliceerd onder LJN BQ3529. In deze laatste uitspraak achtte het gerechtshof een DNA-match afkomstig van een speekselspoor achtergelaten op een fles op de plaats delict in combinatie met de aangifte voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat er uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende naar voren is gekomen, dat er sprake is geweest van het tezamen en in vereniging plegen. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
zaak 1
in de periode van 24 december 2010 tot en met 27 december 2010 te Lelystad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd [slachtoffer 1], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een kluis inhoudende diverse goederen en geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het forceren van een hek en het ingooien/inslaan van ramen en het losbreken van een kluis.
2.
zaak 7
op 29 juli 2010 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd het casino [slachtoffer 2], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door met een auto tegen het rolluik van voornoemd pand te rijden het zogenoemde "rammen" en vervolgens in dat casino/pand speelautomaten in te slaan en open te breken.
3.
zaak 11
in de periode van 20 tot en met 21 mei 2010 te Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd [slachtoffer 3], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid goederen waaronder onder meer diverse zegelboekjes en zegels en strippenkaarten en reiskaarten en bonnen met een totale waarde van ongeveer 20.000 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het ingooien/inslaan van een raam en vervolgens het openbreken van diverse lades.
4.
zaak 15
op 12 september 2009 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd [slachtoffer 4], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een kluis inhoudende onder meer een geldbedrag van ongeveer 30 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het ingooien/inslaan van een raam en vervolgens het losbreken van voornoemde kluis.
5.
zaak 8
op 21 juli 2010 te Zevenaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd casino [slachtoffer 5], weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 5], en zich daarbij de toegang tot dat pand en casino te verschaffen door met een zijn mededader, met een auto tegen het rolluik van voornoemd pand is gereden het zogenoemde “rammen” en vervolgens met een hard voorwerp, dat rolluik heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6.
zaak 6
op 05 augustus 2010 te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd het casino [slachtoffer 6], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een geldbedrag van 1288 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 6], waarbij verdachte zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door met een auto tegen voornoemd pand te rijden het zogenoemde “rammen” en vervolgens in dat casino/pand speelautomaten open te breken.
7.
zaak 4
op 18 augustus 2010 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd [slachtoffer 7], gelegen aan de [adres] te Emmen, heeft weggenomen een geldbedrag van 5090 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 7], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door met een auto tegen voornoemd pand te rijden het zogenoemde “rammen” en vervolgens in dat casino/pand speelautomaten in te slaan open te breken.
8.
zaak 12
op 08 april 2010 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd het casino [slachtoffer 8], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 1300 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 8], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door met een auto tegen voornoemd pand te rijden het zogenoemde “rammen” en vervolgens meerdere speelautomaten open te breken.
9.
zaak 17
op 08 oktober 2004 te Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand waarin gevestigd mondhygiënepraktijk [slachtoffer 9], gelegen aan de [adres], heeft weggenomen twee LCD-schermen en een digitale camera en een geldbedrag van 200 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 9], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door het inslaan/ingooien van een raam en een van de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het openbreken van de kassalade.
10.
(voertuig zaak 7)
subsidiair
op 29 juli 2010 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, een auto, te weten een [auto], kenteken[] heeft verworven, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
11.
(voertuig zaak 8)
primair
op 21 juli 2010 te Zevenaar, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de [adres] heeft weggenomen een auto, te weten een [auto], kenteken [], toebehorende aan [slachtoffer 11], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door verbreking van een ruit en het contactslot van voornoemd voertuig.
13.
(voertuig zaak 4)
primair
op 18 augustus 2010 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf de [adres] heeft weggenomen een auto, te weten een [auto], toebehorende aan [slachtoffer 13].
14.
(voertuig zaak 12)
subsidiair
op 08 april 2010 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander een auto, te weten een [auto], kenteken [] heeft verworven, voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Van het onder meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Onder 1;
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Onder 2, 6, 7 en 8, telkens;
Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Onder 3 en 9, telkens;
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Onder 4:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Onder 5;
Poging tot diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Onder 10 subsidiair en 14 subsidiair, telkens;
Medeplegen van opzetheling.
Onder 11. primair;
Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Onder 13;
Diefstal.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de schade die verdachte met zijn handelen in korte tijd heeft aangericht gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen verklaarde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar met aftrek van het voorarrest. Hierbij heeft de officier van justitie conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Strafrechtvoorzitters (LOVS) per bewezen verklaarde ‘ramkraak’ een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden en per bewezen verklaarde bedrijfsinbraak en autodiefstal een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden c.q. 2 (twee) maanden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman V.C. van der Velde heeft ten aanzien van op te leggen straf opgemerkt dat bij een volledige bewezenverklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf variërend tussen de 24 (vierentwintig) en 40 (veertig) maanden van toepassing is. Ter ondersteuning heeft hij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Alkmaar (gepubliceerd onder LJN BK4210) waar voor zes bewezen verklaarde ramkraken 48 (achtenveertig) maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf werd opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan drie ramkraken en een poging tot ramkraak op casino’s. Daarnaast heeft verdachte in vijf bedrijven ingebroken, auto’s gestolen en een auto geheeld. Het spreekt voor zich dat de door deze feiten ontstane materiële schade groot is geweest. Niet alleen werden uit de casino’s en bedrijfspanden goederen en (aanzienlijke) geldbedragen weggenomen, maar daarbij werden de panden zelf vaak behoorlijk beschadigd. Dit heeft voor de slachtoffers tot gevolg gehad dat zij van deze feiten veel ongemak hebben ondervonden en nog ondervinden. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij enkel en alleen zijn eigen financiële gewin voor ogen had.
De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). Voor de bewezen verklaarde ramkraken gaat de rechtbank uit van 9 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf per gepleegde ramkraak. Het oriëntatiepunt voor een inbraak in een bedrijfspand behelst een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken of een taakstraf voor de duur van 80 uren. Indien er sprake is van recidive is, wordt de onvoorwaardelijke gevangenisstraf met 4 weken verhoogd. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 10 november 2011, het oriëntatiepunt dat toeziet op recidive van bedrijfsinbraken van toepassing is.
Naar het oordeel van de rechtbank dient, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, aan verdachte een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd.
HET BESLAG
De officier van justitie heeft gevorderd de op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 14 februari 2012” genoemde voorwerpen onder de nummers 1, 9, 13, 14, 20, 30, 32 en 33 verbeurd te verklaren, de voorwerpen genoemd onder de nummers 12, 68, 70, 71 en 72 te bewaren ten behoeve van de rechthebbende, het Breitling horloge genoemd onder nummer 67 aan het verkeer te onttrekken en de overige voorwerpen te retourneren aan verdachte.
Raadsman Van der Velde heeft verzocht de voorwerpen, voorzover deze van verdachte zijn te retourneren aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de rode kloofbijl genoemd onder nummer 1 op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen”, het stuk gereedschap genoemd onder nummer 9 en de hamer en de moker genoemd onder de nummers 13 en 14 aan het verkeer onttrokken dienen te worden nu er een redelijk vermoeden bestaat dat met voornoemde voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
De hamers, genoemd onder de nummers 20 en 33 op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen” en de bijlen, genoemd onder de nummers 30 en 32 dienen eveneens aan het verkeer onttrokken te worden omdat er een redelijk vermoeden bestaat dat met voornoemde voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de inbeslaggenomen tas genoemd onder nummer 12 op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen” en de kledingstukken en snoep, genoemd onder de nummers 2 tot en met 8, 10 en 11 dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende omdat onduidelijk is wie de rechtmatige eigenaren zijn van de tas en het voertuig. De onduidelijkheid wie de rechtmatige eigenaar van de kleding en snoep is, is gerezen omdat deze voorwerpen zowel bij verdachte als bij medeverdachte (parketnummer 07.662342-11) op de beslaglijst staan.
Het Breitling horloge, de Opelsleutel en de OV-jaarkaarten genoemd onder de nummers 67, 68 en 70 tot en met 72 dienen geretourneerd te worden aan de rechtmatige eigenaren.
Ten slotte is de rechtbank aangaande de inbeslaggenomen voorwerpen van oordeel dat de overige voorwerpen genoemd op de “Lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen” te weten diverse schoenen en kleding dienen te worden geretourneerd aan verdachte.
DE BENADEELDE PARTIJEN
[slachtoffer 5]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 5] – daartoe vertegenwoordigd door [] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 9.264,14, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 5] geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman Van der Velde heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 5. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, genoegzaam vast komen te staan tot een bedrag van € 9.264,14.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk is.
De vordering van de benadeelde partij is geheel toewijsbaar. Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente vanaf 21 juli 2010 worden toegewezen.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 9.264,14 ten behoeve van het slachtoffer.
[slachtoffer 6]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 6] – daartoe vertegenwoordigd door [] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 5.413,96, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 6] geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman Van der Velde heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 6. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, genoegzaam vast komen te staan tot een bedrag van € 5.413,96.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk is.
De vordering van de benadeelde partij is geheel toewijsbaar. Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente vanaf 05 augustus 2010 worden toegewezen.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 5.413,96 ten behoeve van het slachtoffer.
[slachtoffer 7]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 7] - daartoe vertegenwoordigd door [] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 7. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.500,-, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 7] geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman Van der Velde heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 6. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, genoegzaam vast komen te staan tot een bedrag van € 2.500, -.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk is.
De vordering van de benadeelde partij is geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 2.500, - ten behoeve van het slachtoffer.
[slachtoffer 8]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 8] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 8. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.500, -. Ter terechtzitting hebben de heren [] en [] namens de benadeelde partij het bedrag nader toegelicht en de vordering verhoogd naar een bedrag van € 22.448,25, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 8]. hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 2.500, - met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. En de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De raadsman Van der Velde heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 6. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, genoegzaam vast komen te staan tot een bedrag van € 2.500, -. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij voor het niet vergoede bedrag in haar vordering ontvankelijk is. Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente vanaf 08 april 2010 worden toegewezen.
Voor een hoofdelijke toewijzing van de vordering is geen plaats nu medeverdachte van het overeenkomstige feit wordt vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 2.500, - ten behoeve van het slachtoffer.
De heer [slachtoffer 10] te Lelystad
Voor aanvang van de terechtzitting heeft de heer [slachtoffer 10] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 10. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 1.956, 41, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen met wettelijke rente en de maatregel zoals genoemd in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman Van der Velde heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht de heer [slachtoffer 10] in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 10. primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Nu slechts de onder 10. subsidiair ten laste gelegde opzetheling bewezen wordt verklaard is er geen sprake van rechtstreekse schade. De rechtbank zal derhalve de heer [slachtoffer 10] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.
De heer [slachtoffer 11]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft de heer [slachtoffer 11] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 11. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 1.300, -, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen met de maatregel zoals genoemd in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman Van der Velde heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht de heer [slachtoffer 11] in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 11. primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, genoegzaam vast komen te staan tot een bedrag van € 1.300, -.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk is.
De vordering van de benadeelde partij is geheel toewijsbaar. Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente vanaf 21 juli 2010 worden toegewezen.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 1.300, - ten behoeve van het slachtoffer.
De heer [slachtoffer 13]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft de heer [slachtoffer 13] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 13. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 1.200, -, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen met de maatregel zoals genoemd in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman Van der Velde heeft, gelet op de door hem betoogde vrijspraak, verzocht de heer [slachtoffer 13] in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. Het is de rechtbank niet duidelijk wat de reële waarde van de gestolen auto van de heer [slachtoffer 13] is. De heer [slachtoffer 13] heeft in zijn aangifte namelijk verklaard dat hij de auto omgebouwd had en dat de auto alleen te starten was met een schroevendraaier.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[benadeelde partij]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij] een vordering tot vergoeding van schade ingediend tengevolge van een inbraak gepleegd op 13 augustus 2010.
Zowel de officier van justitie en de raadsman Van der Velde heeft geconcludeerd [benadeelde partij] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering vanwege het ontbreken van een rechtstreeks verband met het aan verdachte ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de door [benadeelde partij] ingediende vordering tot schadevergoeding en het aan verdachte ten laste gelegde. De rechtbank zal derhalve [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.
DE TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 10. primair, 12. en 14. primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10. subsidiair, 11. primair, 13. primair en 14. subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder de bewezenverklaring is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10. subsidiair, 11. primair, 13. primair en 14. subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 14 februari 2012 onder de nummers 1, 9, 13, 14, 20, 30, 32 en 33 vermelde voorwerpen, te weten hamers, bijlen, een stuk gereedschap en een moker;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 14 februari 2012 onder de nummers 2 tot en met 8 en 10 tot en met 12 vermelde voorwerpen, te weten kledingstukken, snoep en een tas;
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 14 februari 2012 onder de nummers 67, 68 en 70 tot en met 72 vermelde voorwerpen, te weten een Breitling horloge, de Opelsleutel en de OV-jaarkaarten;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 14 februari 2012 onder de nummers 15 tot en met 19, 21 tot en met 25, 27 tot en met 29, 34 tot en met 66 en 69 vermelde voorwerpen, te weten kledingstukken, schoeisel en een navigatiesysteem;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 5]
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5];
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] te Gendt, van een bedrag van € 9.264,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2008;
-veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 9.264,14, ten behoeve van [slachtoffer 5], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 81 (eenentachtig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 6]
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6];
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] te Gendt, van een bedrag van € 5.413,96, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 05 augustus 2010;
-veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 5.413,96, ten behoeve van [slachtoffer 6], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 62 (tweeënzestig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 7].
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7];
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] te Zwaag, van een bedrag van € 2.500, -;
-veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 2.500, - ten behoeve van [slachtoffer 7], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 8]
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] toe tot een bedrag van € 2.500, -;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8], van een bedrag van € 2.500, -;
-veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 2.500, - ten behoeve van [slachtoffer 8], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
De heer [slachtoffer 10]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 10] in zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
De heer slachtoffer 11
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11];
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] te Zwaag, van een bedrag van € 1.300, -;
-veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 1.300, - ten behoeve van [slachtoffer 11], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen;
De heer [slachtoffer 13]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 13] in zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
[benadeelde partij]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Iedema, voorzitter, mrs. A.I. van der Kris en R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 09 maart 2012.