ECLI:NL:RBZLY:2011:BV6841

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660194-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige staandehouding en bewijsuitsluiting in strafzaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 21 november 2011 uitspraak gedaan naar aanleiding van een tenlastelegging tegen een verdachte. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 14 dagen en een werkstraf van 80 uren. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van diverse goederen, waaronder handgereedschap en steigermateriaal, in de periode van 1 tot en met 3 juli 2011 te Emmeloord.

De rechtbank heeft overwogen dat de staandehouding van de verdachte onrechtmatig was. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verbalisanten onvoldoende concrete verdenkingen hadden om te kunnen spreken van een redelijk vermoeden van schuld, zoals vereist door artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank concludeert dat deze onrechtmatige staandehouding een vormverzuim opleverde, wat een ernstige schending van de beginselen van de goede procesorde met zich meebracht. Het bewijsmateriaal dat door deze staandehouding was verkregen, werd daarom uitgesloten van het bewijs.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de verbalisanten de verdachte niet de cautie hebben gegeven voordat zij hem ondervroegen, wat ook een schending van de procesregels inhoudt. Na uitsluiting van het onrechtmatig verkregen bewijs, was er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.660194-11
Datum: 21 november 2011
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
ONDERZOEK VAN DE ZAAK
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2011. Verdachte is niet verschenen. Zijn (gemachtigde) raadsman, mr. R.P.A. Kint, advocaat te Almere, was wel aanwezig.
De officier van justitie, mr. W.S. Ludwig, heeft ter terechtzitting van 7 november 2011 gevorderd de verdachte te veroordelen ter zake het primair ten laste gelegde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en;
- een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
TENLASTELEGGING
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 3 juli 2011 te Emmeloord, althans in de gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van(af) één of meerdere (afgesloten) bedrijventerrein(en) (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen onder andere de/het hierna te noemen goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, en wel:
- één of meerdere stuk(s) handgereedschap (onder andere vier gereedschapskist(en)(met inhoud) en/of een bouwradio en/of twee boormachine(s)), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
- één of meerdere (14) (krachtstroom)kabel(s) (type 380 volt, lengte 25 meter, keurlabel Jormat), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- een groot aantal, in elk geval één of meerdere stuk(s) steigermateriaal (met een totale waarde van ongeveer 50.000 euro) (te weten onder andere 140 staanders en/of 425 liggers en/of 300 hulpkortelingen en/of 26 roosters en/of 40 schoren en/of 70 draaikoppelingen);
Althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juli 2011 te Lelystad, in elk geval in Nederland, één of meerdere (4) gereedschapskist(en) (met inhoud) en/of één of meerdere stroomkabel(s) en/of een bouwradio (merk Utility) en/of een klopboor (merk Bosch) en/of een boormachine (merk Bosch) en/of één of meerdere (80) stuk(s) steigermateriaal en/of een laser radioton (4,5 Volt) en/of een oplader (merk Hitachi) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJS
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er sprake is geweest van een staandehouding ex Artikel 52 Sv. Deze staandehouding was onrechtmatig, aangezien er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ex artikel 27 Sv. Derhalve is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim en dient bewijsuitsluiting te volgen. De raadsman heeft dan ook verzocht verdachte van het hem tenlastegelegde vrij te spreken.
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat de betreffende verbalisanten gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid tot staandehouding. Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd een persoon op grond van de Wegenverkeerswet 1994 staande te houden ter controle op de naleving van deze wet. Dit betreft derhalve een controlebevoegdheid. Voorts kan iedere opsporingsambtenaar, ter vaststelling van de identiteit van de verdachte, deze verdachte staande houden op grond van artikel 52 Sv.
De betreffende verbalisanten hebben gerelateerd dat zij omstreeks 01.35 uur een nieuw type Mercedes huurbus van de firma [X] zagen rijden op de [adres] gaande in de richting van het bedrijventerrein ‘[A]’ te Lelystad. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat er op dat tijdstip geen bedrijven open zijn. Na enkele minuten reed voornoemde bus weer weg. De bus is op dat moment niet onderworpen aan een controle, aangezien verbalisanten een melding kregen. Diezelfde nacht, omstreeks 04.30 uur, zagen verbalisanten wederom een Mercedesbus van de firma [X] rijden op de [adres] te Lelystad, gelijkend op de bus die zij eerder hadden zien rijden. Hierop is de bestuurder van die bus een stopteken gegeven en is verdachte naar zijn rijbewijs gevraagd.
Uit voorgaand relaas maakt de rechtbank op dat de betreffende verbalisanten het vermoeden hadden dat verdachte betrokken was bij één of meer strafbare feiten, aangezien het relaas er blijk van geeft dat verbalisanten het vreemd vonden dat de bestelbus op dat tijdstip nabij voornoemd bedrijventerrein reed. De rechtbank is dan ook, met de raadsman van verdachte, van oordeel dat verdachte op grond van artikel 52 Sv en niet op grond van de controlebevoegdheid in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 is staande gehouden. Deze bevoegdheid kan worden aangewend indien er sprake is van een verdachte. Ingevolge artikel 27 Sv kan als verdachte worden aangemerkt ‘degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit’.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld. Verbalisanten hadden de bestelbus die zij omstreeks 01.35 uur zagen willen onderwerpen aan een controle, maar dat was niet mogelijk omdat zij op een melding moesten reageren. Vervolgens wordt bijna 3 uur later een vergelijkbare bus staande gehouden op een andere plaats dan in de nabijheid van voornoemd bedrijventerrein. Op grond van het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat het om dezelfde bestelbus gaat, laat staan dat de bestuurder van de staande gehouden bus betrokken is geweest bij één of meer strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staandehouding van de verdachte op grond van artikel 52 Sv onrechtmatig was, omdat de verdenking die de verbalisanten blijkens het proces-verbaal op dat moment tegen verdachte koesterden onvoldoende concreet was om te kunnen gelden als een redelijk vermoeden van schuld. Het voorgaande levert een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv. Dit vormverzuim levert een ernstige schending van de beginselen van de goede procesorde op. In casu is het bewijsmateriaal, het in de bus aangetroffen bouwmateriaal, uitsluitend verkregen door voornoemd vormverzuim. Het verkregen bewijsmateriaal en de vruchten daarvan dienen derhalve te worden uitgesloten van het bewijs. De raadsman wordt gevolgd in het ter zake gevoerde verweer.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de betreffende verbalisanten vragen hebben gesteld aan verdachte in het kader van het vermoeden dat bij verbalisanten reeds was gerezen. Verbalisanten hadden verdachte daaraan voorafgaand de cautie dienen te geven. Die verklaring van verdachte, voor zover die voor hem belastend is, dient tevens van het bewijs te worden uitgesloten.
Na uitsluiting van het verkregen bewijsmateriaal en de vruchten daarvan is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
BESLISSING
Het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. A.I. van der Kris, voorzitter, mr. L.P. de Haas en mr. P.A.L. Ducheine, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2011.
Mr. Ducheine, voornoemd, was buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.