ECLI:NL:RBZLY:2011:BR3127

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
170091 / HA ZA 10-487
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een reparateur voor schade na aanrijding met oldtimer veroorzaakt door defect gaspedaal

In deze zaak vorderde eiser schadevergoeding van gedaagde en de besloten vennootschap Americars B.V. na een aanrijding met een oldtimer, de Monteverdi, die door gedaagde was gerepareerd. Eiser stelde dat gedaagde zonder toestemming met de auto had gereden en onder invloed van alcohol was. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet aansprakelijk was voor de schade, omdat de aanrijding was veroorzaakt door een defect aan het gaspedaal, dat niet voor rekening van gedaagde kwam. De rechtbank wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van gedaagde en Americars. De rechtbank concludeerde dat gedaagde voldoende aannemelijk had gemaakt dat de oorzaak van de aanrijding lag in het defect van de auto, en dat hij niet wist dat er een probleem was met het gaspedaal. De rechtbank hanteerde de omkeringsregel, die inhoudt dat bij overtreding van verkeersregels de aansprakelijkheid van de bestuurder wordt aangenomen, tenzij deze kan aantonen dat de schade ook zonder de overtreding zou zijn ontstaan. Gedaagde had echter adequaat gereageerd op het defect en de aanrijding was niet te wijten aan zijn handelen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 170091 / HA ZA 10-487
Vonnis van 23 maart 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M. Dorgelo te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente]
gedaagde,
advocaat mr. M.E. Kikkert te Enschede,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMERICARS B.V.,
gevestigd te Lutten,
gedaagde,
advocaat mr. J. Doornbos te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiser], [gedaagde] en Americars genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 7 december 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is zelfstandig ondernemer in het repareren van voertuigen.
2.2. [eiser] heeft zijn oldtimer van het merk Monteverdi, type High Speed 375 L voorzien van een automaat uitvoering, met kenteken [nummer], op 18 februari 2007 afgegeven aan [gedaagde] voor het verrichten van reparatiewerkzaamheden. [gedaagde] heeft de Monteverdi met zijn autoambulance opgehaald. Het kentekenbewijs van de Monteverdi heeft [eiser] onder zich gehouden.
2.3. Op 23 februari 2007 is [gedaagde] met de Monteverdi betrokken geraakt bij een aanrijding met de personenauto van [A]. [B] en [C] zaten als passagiers bij [gedaagde] in de Monteverdi.
2.4. Ten tijde van de aanrijding was de Monteverdi voorzien van handelaarkentekenplaten [nummer].
2.5. Het door de politie na de aanrijding bij [gedaagde] vastgestelde ademalcoholgehalte bedroeg 375 ugl.
2.6. Americars is een bedrijf dat zich bezighoudt met de import en handel in auto's, campers, accessoires en onderdelen, vooral uit de Verenigde Staten. Americars is gevestigd op het adres [adres] te Lutten. Op dit adres is ook gevestigd [garagebedrijf X], een eenmanszaak die gedreven wordt door [D]. De in de Verenigde Staten wonende zoon van [D], [zoon van D], is enig aandeelhouder en directeur van Americars, [D] treedt op als bedrijfsleider en gevolmachtigde van die onderneming.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] en Americars tot vergoeding van de schade die [eiser] heeft geleden, nader te bepalen bij staat, en vergoeding van wettelijke rente vanaf 23 februari 2007 en de kosten van dit geding waaronder de buitengerechtelijke kosten.
3.2. [gedaagde] en Americars voeren gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nietigheid van de dagvaarding
4.1.1. [gedaagde] en Americars hebben bij hun conclusie van antwoord de nietigheid van de dagvaarding ingeroepen op grond van artikel 111 lid 2 aanhef en onder d juncto artikel 120 lid 1 Rv omdat in de dagvaarding de (juridische) reden waarop aansprakelijkheid van [gedaagde] en Americars wordt gebaseerd ontbreekt. Als meest verstrekkend verweer zal de rechtbank dit beroep op nietigheid eerst bespreken.
4.1.2. [eiser] heeft bij dagvaarding het standpunt ingenomen dat [gedaagde] en Americars beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die hij door de aanrijding heeft geleden. Ter onderbouwing heeft [eiser] gewezen op de omstandigheid dat [gedaagde] zonder toestemming van [eiser] en kentekenplaathouder Americars met de Monteverdi is gaan rijden terwijl hij onder invloed van alcohol was. Aldus heeft [eiser] voldoende duidelijk aangegeven op welke feiten hij zich ter onderbouwing van de aansprakelijkstelling van [gedaagde] en Americars beroept. De rechtbank constateert voorts dat [gedaagde] en Americars (uitgebreid) inhoudelijk verweer hebben gevoerd. Uit het gevoerde verweer volgt dat zij voldoende op de hoogte zijn van de feiten en de gronden van de vordering. Naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende duidelijk wat van [gedaagde] en Americars wordt verlangd en zijn zij in staat om behoorlijk verweer te voeren. De rechtbank zal derhalve het beroep op nietigheid van de dagvaarding passeren.
4.2. De vordering jegens Americars
4.2.1. De rechtbank constateert dat tussen partijen thans niet meer in geschil is dat de handelaarkentekenplaten, die ten tijde van het ongeval op de Monteverdi waren bevestigd, op naam van [D] staan. Wat er verder ook zij van de door [eiser] betrokken stelling dat de houder van de handelaarkentekenplaten aansprakelijk is te achten voor de door [eiser] door de aanrijding geleden schade, de vordering van [eiser] jegens Americars stuit reeds af op het feit dat Americars geen houder is van de in het geding zijnde handelaarkentekenplaten. De stelling van [eiser], kort samengevat, dat hij in verwarring is gebracht door het proces-verbaal van de politie faalt, nu het op de weg van [eiser] zelf lag om deugdelijk te onderzoeken wie hij aan diende te spreken en de rechtbank van deugdelijk onderzoek niet is gebleken. Aan de omstandigheid dat Americars, in reactie op de aansprakelijkstelling door [eiser] haar verzekeraar heeft ingelicht en daarbij niet aan [eiser] heeft vermeld dat de handelaarkentekenplaten niet op haar naam maar op naam van [D] stonden, heeft [eiser] voorts niet het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat zij Americars, in haar hoedanigheid van houder van de platen, kan aanspreken in verband met de door de aanrijding geleden schade.
4.2.2. De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank de vordering van [eiser] jegens Americars zal afwijzen.
4.2.3. [eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Americars veroordeeld worden. De proceskosten van Americars worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat EUR 1.356,00 (3 punten x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.619,00
4.3. De vordering jegens [gedaagde]
4.3.1. Ter comparitie heeft [eiser] voor het eerst aan de orde gesteld dat [gedaagde] (onder invloed van alcohol) roekeloos en onvoorzichtig zou hebben gereden en dat hij wanprestatie heeft gepleegd omdat hij de Monteverdi kapot heeft afgeleverd. Voorafgaand aan de zitting is van de zijde van [eiser] geen aanvulling van de gronden van eis aangekondigd. Evenmin is ter zitting op expliciete wijze tot uitdrukking gebracht dat de gronden van eis worden aangevuld. Voor zover [eiser] met zijn stellingen desondanks heeft beoogd de (feitelijke en juridische) grondslag van zijn eis aan te vullen acht de rechtbank dit in strijd met de eisen van een goede procesorde. [gedaagde] heeft ter comparitie bezwaar gemaakt tegen de omstandigheid dat is volstaan met een summiere dagvaarding en eerst ter zitting een omvangrijke pleitnota wordt overlegd met daarin nieuwe feiten en gronden. De aard daarvan leidt ertoe dat [gedaagde] in haar verdediging is geschaad.
De rechtbank zal in het hiernavolgende derhalve uitgaan van de feitelijke gronden die bij dagvaarding aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, te weten dat [gedaagde] zonder toestemming van [eiser] en onder invloed van alcohol met de Monteverdi is gaan rijden.
Toestemming
4.3.2. [eiser] heeft het standpunt betrokken dat [gedaagde] als bestuurder van de Monteverdi ten tijde van de aanrijding aansprakelijk is voor de door [eiser] door die aanrijding geleden schade omdat [gedaagde] zonder toestemming van [eiser] met die auto voor eigen gebruik is gaan rijden.
4.3.3. [gedaagde] heeft betwist dat hij geen toestemming had om met de auto te gaan rijden. Voor het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden was het nodig om een proefrit te maken, waarbij [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van handelaarkentekenplaten van [D]. Voorts heeft [gedaagde] betwist dat hij de auto voor zichzelf heeft gebruikt om met vrienden te gaan rijden. Onder verwijzing naar getuigenverklaringen die na de aanrijding tegenover de politie zijn afgelegd, heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij de auto wilde aanbieden voor de APK-keuring bij Americars, dat hij een testrit is gaan maken om te kijken of de auto goed liep en dat een tussenstop is gemaakt bij de snackbar.
4.3.4. De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel tot de normale inhoud en uitvoering van een overeenkomst tot reparatie van een auto behoort dat de reparateur door middel van een testrit controleert of de uitgevoerde reparatie succesvol is geschiedt en of de auto naar behoren functioneert. Het voorgaande is slechts anders indien tussen de eigenaar van de auto en de reparateur uitdrukkelijk een andersluidende afspraak is gemaakt. In het onderhavige geval is gesteld noch gebleken dat partijen een dergelijke afspraak hebben gemaakt. [eiser] heeft weliswaar diverse feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgens hem zou moeten blijken dat het [gedaagde] duidelijk was, of in elk geval duidelijk had behoren te zijn, dat hij geen toestemming had van [eiser] om met de Monteverdi te gaan rijden maar dit acht de rechtbank onvoldoende om aan te kunnen nemen dat tussen partijen de afspraak bestond dat [gedaagde] überhaupt niet met de Monteverdi mocht rijden. Voorts is de enkele stelling van [eiser] dat [gedaagde] met vrienden naar de snackbar is gereden en zijn passagiers wilde laten merken hoe de Monteverdi reageert op het gaspedaal, mede in het licht van verweer dat [gedaagde] op dit punt heeft gevoerd, onvoldoende om aan te kunnen nemen dat het handelen van [gedaagde] niet binnen het normale bereik van de onderhavige reparatieovereenkomst viel.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de door [eiser] door het ongeval geleden schade niet kan worden gegrond op het ontbreken van toestemming van [eiser] om met de Monteverdi te gaan rijden.
Alcoholgebruik of andere oorzaak
4.3.5. Ter onderbouwing van de aansprakelijkheid van [gedaagde] heeft [eiser] voorts aangevoerd dat [gedaagde] onder invloed van alcohol met de Monteverdi aan het verkeer heeft deelgenomen.
4.3.6. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat hij de avond voor de aanrijding en direct daarna alcoholische drank tot zich heeft genomen waardoor later bij hem is geconstateerd dat hij teveel had gedronken om aan het verkeer deel te kunnen nemen. Daarnaast heeft [gedaagde] er op gewezen dat sprake was van een technisch mankement aan de auto, te weten een defect gaspedaal.
4.3.7. Vooropgesteld dient te worden dat ingevolge het bepaalde in artikel 150 Rv in beginsel op [eiser] de last rust om bewijs te leveren van zijn stelling dat [gedaagde] de onderhavige aanrijding heeft veroorzaakt.
De rechtbank neemt in dit verband als vaststaand aan dat [gedaagde] onder invloed van alcohol, en dus met overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, met de Monteverdi aan het verkeer heeft deelgenomen en betrokken is geraakt bij een aanrijding. Dat, zoals [gedaagde] tegenover de politie heeft verklaard, [gedaagde] niet wist dat hij nog steeds onder invloed was omdat het al enige tijd geleden was dat hij alcohol had gedronken, doet niet af aan de constatering dat het na de aanrijding bij hem vastgestelde ademalcoholgehalte 375 ugl bedroeg. Als bestuurder van de auto is [gedaagde] immers verantwoordelijk om rekening te houden met het verschijnsel van restalcohol en de gevaren daarvan. De rechtbank gaat voorts voorbij aan de, eerst ter comparitie aangevoerde omstandigheid, dat [gedaagde] ook direct na de aanrijding alcohol zou hebben gedronken omdat de rechtbank dit, mede gezien de eerdere verklaring die [gedaagde] direct na het ongeval tegenover de politie heeft afgelegd, onvoldoende onderbouwd acht.
4.3.8. De norm van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, die [gedaagde] gegeven het na de aanrijding bij hem geconstateerde ademalcoholgehalte is overtreden, strekt specifiek tot het voorkomen van verkeersongevallen. Door het rijden onder invloed wordt het gevaar dat bij een andere weggebruiker schade ontstaat in het algemeen aanmerkelijk vergroot (HR 8 april 2005, NJ 2005, 284). Dit tezamen in aanmerking genomen, betekent het enkele feit dat de aanrijding is voorgevallen reeds dat het specifieke gevaar waartegen genoemde norm bescherming beoogt te bieden zich hier heeft verwezenlijkt, zodat toepassing moet worden gegeven aan de "omkeringsregel". Deze regel is in een reeks arresten van de Hoge Raad ontwikkeld en leidt niet tot een "echte" omkering van de bewijslast (met inbegrip van het daarbij behorende bewijsrisico) maar tot de behoudens tegenbewijs voorshandse aannemelijkheid van causaal verband, in de zin van conditio sine qua non-verband, tussen de als wanprestatie of onrechtmatige daad aan te merken gedraging en het ontstaan van schade. Voor het onderhavige geval betekent dit dat het bestaan van causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging van [gedaagde] en het ontstaan van de schade van [eiser] wordt aangenomen, tenzij indien [gedaagde] stelt en (zonodig) aannemelijk maakt dat de bedoelde schade ook zonder de overtreding zou zijn ontstaan.
4.3.9. Hiertoe heeft [gedaagde] aangevoerd dat sprake was van een technisch mankement aan de auto, te weten een defect gaspedaal. [gedaagde] heeft naar aanleiding hiervan adequaat gereageerd en zodoende voorkomen dat hij achterop een scooterbestuurder is gereden. Het bewijs van deze stelling wordt volgens [gedaagde] geleverd door zijn eigen verklaring en de verklaringen van zijn medepassagiers, allen afgelegd ten overstaan van de politie.
4.3.10. Die verklaringen luiden, voor zover van belang, als volgt.
[A], de bestuurder van de personenauto die door de Monteverdi is aangereden, verklaart - kort samengevat - dat toen hij de rotonde rechtdoor wilde vervolgen van rechts met hoge snelheid een auto - naar later blijkt de Monteverdi - naderde.
[B], medepassagier van [gedaagde], verklaart: "Toen we vanaf de Hoofdweg richting de rotonde reden, richting Vroomshoopseweg, reden we ongeveer 40 kilometer per uur. Op een gegeven moment hoorde ik dat de auto meer toeren maakte en dat de snelheid iets toenam. Tegelijkertijd dacht ik: "Wat gebeurt hier". Het verbaasde me eigenlijk, omdat we eigenlijk voor de rotonde zouden moeten afremmen. Ik hoorde dat [gedaagde] riep: "Het gas blijft hangen, het gas blijft hangen". Ik zag in een flits dat op onze rijbaan voor de rotonde een aantal auto's stonden te wachten en als laatste in de rij stond een scooter. Om te voorkomen dat hij achterop de bestuurder van de scooter zou rijden heeft hij het stuur omgegooid naar links. Hierdoor kwamen we te rijden op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer. Vervolgens zag ik dat [gedaagde] de rotonde aan de linkerzijde nam. Ik denk dat hij geen andere uitweg zag, maar op die manier toch probeerde om op de goede weghelft uit te komen. Ik zag dat [gedaagde] met twee voeten op het rempedaal stond om de snelheid terug te brengen".
[C], medepassagier van [gedaagde], verklaart: "Volgens mij reed [gedaagde] ongeveer 50 km per uur. Toen we de rotonde met de Vroomshoopseweg naderden, zag ik dat er op de Hoofdweg 4 auto's en een scooter voor de rotonde stonden te wachten. Ze stonden te wachten om de rotonde op te rijden. Om ook achter in de rij aan te sluiten remde [gedaagde] af. Op het moment merkte hij volgens mij dat zijn gas vastzat. Ik hoorde op dat moment dat [gedaagde] zei: "Het gas blijft hangen, dat red ik nooit". Ik begreep dat hij hiermee de naderende rotonde bedoelde. Ik kon aan de rijeigenschappen van de auto merken dat het gas vast zat. Ik hoorde de auto namelijk "smoren". Zo noemen ze dat als je op de rem trapt, maar dat het gas open blijft staan. Ik zag dat [gedaagde] op een gegeven moment nogmaals het gaspedaal intrapte. Ik weet dat door het gas nogmaals in te trappen de mogelijkheid bestaat dat het gas dan weer losschiet. Dat is vooral kenmerkend voor de wat oudere auto's (oldtimers). Echter ik bemerkte dat het geen resultaat had. Het gas bleef hangen. Ik merkte dat we nog steeds met een snelheid van ongeveer 45 a 50 km per uur bleven rijden. Ondanks dat [gedaagde] het rempedaal vol had ingetrapt.".
[gedaagde] zelf verklaart: "Ik weet niet meer hoe hard ik reed, maar ik rijd altijd rustig met een klantenauto. Op de hoofdweg, ter hoogte van de Wollegrasstraat had ik een keer het gas ingetrapt, om de auto te laten accelereren. Ik wilde even laten voelen hoe zo'n Monteverdi reageert. Nadat ik het gas weer had losgelaten en opnieuw nog 1 keer het gas weer intrapte merkte ik dat het gas bleef hangen. Ik probeerde uit alle macht te remmen. Dat had geen resultaat. Het enige was dat de auto niet meer versnelde.".
4.3.11. [eiser] heeft de hiervoor weergegeven verklaringen op zichzelf niet betwist. Wel heeft [eiser] verweer gevoerd tegen de door [gedaagde] gestelde oorzaak van de aanrijding. Daartoe heeft [eiser] aangevoerd dat het gaspedaal van de auto in de 40 jaar ervoor nog nooit is blijven hangen, dat [gedaagde] de auto had nagekeken en geen defect gaspedaal had aangetroffen en dat ook achteraf uit niets is gebleken dat het gaspedaal zou zijn blijven hangen. Dat een defect gaspedaal de oorzaak van de aanrijding was is volgens [eiser] bovendien onwaarschijnlijk aangezien de beide passagiers verklaren dat [gedaagde] niet te hard heeft gereden en [gedaagde] zelf verklaart dat de auto niet meer versnelde doordat hij de remmen intrapte.
Dit verweer acht de rechtbank, bezien tegen voormelde verklaringen, onvoldoende ter weerspreking van het standpunt van [gedaagde] dat de aanrijding is veroorzaakt door een defect gaspedaal. Dat een dergelijk defect in het verleden nimmer is opgetreden en kort voor de aanrijding door [gedaagde] zelf ook niet is vastgesteld, zegt immers nog niets over de mogelijkheid dat dit defect later kan optreden. Voorts is de stelling dat het onwaarschijnlijk is dat de aanrijding is veroorzaakt door een defect gaspedaal onvoldoende onderbouwd, zeker gezien de overige inhoud van voormelde verklaringen.
4.3.12. Het voorgaande in samenhang met de hiervoor weergegeven verklaringen [A], [B], [C] en [gedaagde] brengt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat [gedaagde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de oorzaak van de aanrijding was gelegen in een defect gaspedaal. Het betreft hier een oorzaak - een gebrek aan de door [gedaagde] bestuurde Monteverdi - die niet krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van [gedaagde] dient te komen. De rechtbank slaat daarbij acht op de door [gedaagde] aangevoerde - en door [eiser] niet, althans onvoldoende bestreden - omstandigheden dat [gedaagde] er niet van op de hoogte was dat de Monteverdi een gebrek had en dat hij de Monteverdi bestuurde uit hoofde van zijn werkzaamheden voor [eiser]. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat [gedaagde] een voertuig heeft bestuurd waarvan achteraf moet worden vastgesteld dat dit een gebrek had geen grond oplevert om naar maatschappelijke opvattingen de gevolgen hiervan voor rekening van [gedaagde], als bestuurder van dat voertuig, te laten komen.
Conclusie
4.3.13. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat [gedaagde] niet aansprakelijk is voor de door [eiser] door de aanrijding geleden schade. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd behoeft geen bespreking. De vordering van [eiser] jegens [gedaagde] zal derhalve worden afgewezen.
4.3.14. [eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] veroordeeld worden. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat EUR 1.356,00 (3 punten x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.619,00
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Americars tot op heden begroot op EUR 1.619,00,
5.3. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.619,00,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op
23 maart 2011.