ECLI:NL:GHARN:2012:BX4500

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.094.071/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid garagehouder voor schade na aanrijding met auto in herstel

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een garagehouder, [geïntimeerde], voor schade die is ontstaan na een aanrijding met een auto, een Monteverdi, die hij in herstel had. De aanrijding vond plaats op 23 februari 2007, terwijl de garagehouder de auto voor een privérit gebruikte. De eigenaar van de auto, [appellant], had de Monteverdi aan [geïntimeerde] afgegeven voor herstelwerkzaamheden. Tijdens de rit raakte [geïntimeerde] betrokken bij een aanrijding, waarbij hij een hoog alcoholgehalte in zijn bloed had. De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen, maar [appellant] ging in hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] de auto niet voor privédoeleinden had mogen gebruiken zonder toestemming van [appellant]. De garagehouder deed een beroep op overmacht, stellende dat het gas van de auto bleef hangen, maar het hof oordeelde dat dit beroep niet opging. De omstandigheden waaronder de aanrijding plaatsvond, en het feit dat [geïntimeerde] de auto voor een privérit gebruikte, waren bepalend voor de aansprakelijkheid. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van [appellant] toe, waarbij [geïntimeerde] werd veroordeeld tot schadevergoeding.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van garagehouders bij het gebruik van voertuigen die zij in onderhoud hebben. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] tekortgeschoten was in zijn verplichtingen en dat hij aansprakelijk was voor de schade die [appellant] had geleden als gevolg van de aanrijding. De kosten van de procedure werden ook aan [geïntimeerde] opgelegd, wat de gevolgen van zijn handelen onderstreept.

Uitspraak

Arrest d.d. 14 augustus 2012
Zaaknummer 200.094.071/01
(zaaknummer rechtbank: 170091 / HA ZA 10-487)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M. Dorgelo, kantoorhoudende te Amsterdam, die ook gepleit heeft,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M.E. Kikkert, kantoorhoudende te Enschede, die ook gepleit heeft.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 15 september 2010, 13 oktober 2010 en 23 maart 2011 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, inzake de door [appellant] tegen [geïntimeerde] en medegedaagde Americars B.V. ingestelde vorderingen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 22 juni 2011 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 23 maart 2011 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van
20 september 2011. Het hof heeft geconstateerd dat [appellant] niet is opgekomen tegen de afwijzing van de vordering tegen Americars B.V.
[appellant] heeft zijn memorie van grieven, waarbij producties in het geding zijn gebracht, niet afgesloten met een conclusie. De conclusie in de appeldagvaarding luidt:
"(…) te vernietigen het vonnis op 23 maart 2011 door de rechtbank Zwolle-Lelystad tussen partijen gewezen (…) en opnieuw rechtdoende:
1. De vorderingen van Geïntimeerde alsnog af te wijzen c.q. deze te ontzeggen, en de vorderingen van Appellante alsnog toe te wijzen, en voorts
2. Met veroordeling van Geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties, te vermeerderen met nakosten;
3. één en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad."
Het hof gaat er, gelet op de inhoud van de memorie van grieven, van uit dat [appellant] deze conclusie in zijn memorie van grieven heeft willen handhaven.
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"(…) te bekrachtigen, uitvoerbaar bij voorraad, zonodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden, het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, Sector Civiel d.d. 23 maart 2011 (…) een en ander met veroordeling van appellant in de kosten van beide instanties."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten. [appellant] heeft ter gelegenheid van het pleidooi stukken in het geding gebracht.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op het pleitdossier en heeft het hof een dag bepaald waarop arrest zal worden gewezen.
De grieven
[appellant] heeft dertien grieven opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot de feiten
1. Nu tegen de door de rechtbank in r.o. 2. (2.1. tot en met 2.6.) van het beroepen vonnis geen grief is gericht, staan deze feiten ook in hoger beroep tussen partijen vast. Tezamen met de feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, staat het volgende in deze procedure vast.
1.1. [geïntimeerde] is zelfstandig ondernemer in het repareren van voertuigen.
1.2. [appellant] heeft zijn oldtimer van het merk Monteverdi, type High Speed 375 L voorzien van een automaatuitvoering, met kenteken [kenteken] op 18 februari 2007 aan [geïntimeerde] afgegeven voor in ieder geval het aanbrengen van harde klepzetels. De auto stond op 18 februari 2007 gestald in een loods in België en [geïntimeerde] heeft de auto met een autoambulance opgehaald. [appellant] heeft het kentekenbewijs van de Monteverdi onder zich gehouden. De verzekering van de auto was geschorst.
1.3. Op 23 februari 2007 is [geïntimeerde] met de Monteverdi betrokken geraakt bij een aanrijding met de personenauto van [eigenaar voertuig 2]. [passagier 1] en [passagier 2] zaten als passagiers bij [geïntimeerde] in de Monteverdi. De aanrijding vond plaats nadat [geïntimeerde] met genoemde passagiers een snackbar had bezocht.
1.4. Ten tijde van de aanrijding was de Monteverdi voorzien van handelaar-kentekenplaten HA-56-34.
1.5. Het door de politie na de aanrijding bij [geïntimeerde] vastgestelde ademalcoholgehalte bedroeg 375 ugl.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. [appellant] heeft gevorderd [geïntimeerde] en Americars B.V. hoofdelijk bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot vergoeding van de schade die [appellant] heeft geleden nader te bepalen bij staat en in de wettelijke rente vanaf 23 februari 2007 en de kosten van het geding waaronder de buitengerechtelijke kosten.
2.1. [geïntimeerde] en Americars B.V. hebben de vordering betwist.
2.2. [appellant] heeft in een incidentele conclusie inhoudende oproeping in vrijwaring gevorderd hem toestemming te verlenen [eigenaar garage], tevens handelend onder de naam [Garage X], in vrijwaring op te roepen. Bij vonnis van
15 september 2010 is deze vordering afgewezen. De beslissing over de kosten in het incident werd aangehouden totdat in de hoofdzaak zou worden beslist.
2.3. Nadat [appellant], [geïntimeerde] en Americars B.V. ingevolge het vonnis van 13 oktober 2010 ter zitting van 7 december 2010 hun respectieve standpunten hadden toegelicht, heeft de rechtbank in het beroepen vonnis van 23 maart 2011 de vorderingen afgewezen met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding aan de zijde van Americars B.V. en [appellant] gevallen.
De behandeling van de grieven
3. In de grieven 1 tot en met 13 met de daarop gegeven toelichting komt [appellant] op tegen de overwegingen waarin het gaat om de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] voor de schade die [appellant] als gevolg van de aanrijding heeft geleden en het door [geïntimeerde] gedane beroep op overmacht. In de samenhang tussen de grieven vindt het hof aanleiding deze gezamenlijk te behandelen.
4. Vast staat dat [geïntimeerde] de Monteverdi op 23 februari 2007, de datum van de aanrijding (r.o. 1.3.), onder zich had om daaraan werkzaamheden te verrichten. [geïntimeerde] diende in het tijdvak dat hij de Monteverdi daartoe onder zich had, als een goed huisvader daarvoor te zorgen en de auto na het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden in tenminste dezelfde staat aan [appellant] af te geven als waarin hij deze had ontvangen. Eveneens staat vast dat [geïntimeerde] daartoe niet in staat is. Dientengevolge is [geïntimeerde] tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen. [geïntimeerde] is dan ook in beginsel gehouden de door [appellant] als gevolg van de aanrijding geleden schade te vergoeden.
5. [geïntimeerde] heeft echter een beroep op overmacht gedaan en daartoe aangevoerd dat het gas bleef hangen waardoor hij niet kon remmen en de aanrijding niet kon voorkomen. Hij moest namelijk uitwijken om niet in te rijden op de rij auto's en een scooter die stond te wachten om de rotonde op te rijden.
6. [appellant] heeft gemotiveerd betwist dat het gas vlak voor de aanrijding is blijven hangen. Hij heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] de auto voor een privérit gebruikte en hem met onder meer een verwijzing naar het door de politie gemeten alcoholgehalte (r.o. 1.5.) roekeloos rijgedrag verweten.
7. Voor een geslaagd beroep op overmacht is op grond van artikel 6:75 BW vereist dat de tekortkoming niet aan de schuld van de schuldenaar te wijten is noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Het hof overweegt volledigheidshalve dat indien zou komen vast te staan dat het gas vlak voor de aanrijding bleef hangen, sprake is van een gebrek aan de auto. Gelet op de stellingen van partijen moet er in dat geval van worden uitgegaan dat het gebrek buiten toedoen van [geïntimeerde] is ontstaan.
8. Gedurende de procedure in eerste aanleg was niet duidelijk wat het doel van de op 23 februari 2007 door [geïntimeerde] gemaakte rit was. Desgevraagd heeft [geïntimeerde] ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep verklaard dat hij, nadat hij met zijn passagiers met de Monteverdi naar de snackbar was gereden, op de weg terug naar zijn woning was toen de aanrijding plaats vond. Gelet op de rotonde waar de aanrijding plaats vond, de ligging van de woning van [geïntimeerde] in de directe nabijheid van deze rotonde en het feit dat niet is gesteld of gebleken dat de door [geïntimeerde] genomen route ook voor een bezoek aan [Garage X] voor de hand lag, komt deze verklaring het hof ook aannemelijk voor. Dat betekent dat [geïntimeerde] de Monteverdi ten tijde van de aanrijding gebruikte voor een privérit. Het enkele feit dat [geïntimeerde] handelaarkentekenplaten op de Monteverdi had aangebracht maakt dat niet anders. Indien al juist is dat [geïntimeerde] tijdens deze rit de remmen van de Monteverdi heeft getest door een aantal malen het rempedaal in te drukken en dat deze remtest nodig was in het kader van de door [appellant] aan hem gegeven opdracht, ontneemt het uitvoeren van deze eenvoudige test aan de onderhavige rit niet het karakter van een privérit. Daar komt bij dat [geïntimeerde] ter gelegenheid van het pleidooi heeft verklaard dat hij ten tijde van de aanrijding nog geen werkzaamheden aan de Monteverdi had uitgevoerd. Van een testrit om te controleren of de opgedragen werkzaamheden deugdelijk waren uitgevoerd was dus evenmin sprake.
9. Een garagehouder die een auto voor het uitvoeren van (herstel)werkzaamheden onder zich heeft, mag deze niet voor een privérit gebruiken tenzij hij daartoe van de eigenaar/bezitter toestemming heeft gekregen. Dat [appellant] privégebruik van de auto door [geïntimeerde] heeft toegestaan, is gesteld noch gebleken. [geïntimeerde] beschikte immers niet over het kentekenbewijs van de Monteverdi. In dezen is ook van belang dat de Monteverdi een oldtimer is waarvan [geïntimeerde] op 23 februari 2007 de staat van onderhoud niet kende.
10. Wanneer in de hiervoor in r.o. 9. omschreven omstandigheden het gas blijft hangen, komt de bestuurder van de auto, i.c. [geïntimeerde], ter afwering van zijn aansprakelijkheid geen beroep op overmacht toe.
11. De grieven slagen.
12. Het door [geïntimeerde] gedane bewijsaanbod dient als niet ter zake te worden gepasseerd.
De slotsom
13. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat dient alsnog te worden toegewezen en wel op de wijze als in het dictum te vermelden. Omdat partijen onvoldoende over de omvang van de door [appellant] geleden schade hebben gedebatteerd, is het hof niet in staat de schade zelfstandig vast te stellen.
14. Nu [appellant] niet is opgekomen tegen de afwijzing van de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten kan deze vordering niet in hoger beroep alsnog worden toegewezen.
15. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Het salaris van de advocaat van [appellant] zal zowel in het geding in eerste aanleg als in hoger beroep worden gesteld op
2 punten naar tariefgroep 3. De kosten van het incident tot oproeping in vrijwaring in het geding in eerste aanleg dienen in het geschil met [geïntimeerde] namelijk voor rekening van [appellant] te blijven. Uit de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring blijkt immers dat [appellant] Broeksma in vrijwaring heeft willen oproepen in verband met het door Americars B.V. gevoerde verweer.
16. Het hof zal uit een oogpunt van proceseconomie het gehele vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover tussen [appellant] en [geïntimeerde] gewezen
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] de schade aan de personenauto van het merk Monteverdi, type High Speed 375 L voorzien van een automaatuitvoering, met kenteken [kenteken] te vergoeden die [appellant] heeft geleden als gevolg van de aanrijding op 23 februari 2007, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2007 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
in eerste aanleg op € 366,89 aan verschotten en € 904,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 374,81 aan verschotten en € 3.474,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest en aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. M.C.D. Boon-Niks, voorzitter, J.M. Rowel-van der Linde en W.Th. Braams en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 14 augustus 2012 in bijzijn van de griffier.